‘DE AMBITIE EN INSPIRATIE VAN DE OLYMPISCHE SPELEN DRIJFT MIJ'
Nog altijd is er slechts een persoon in de hele wereld die bij de drie verschillende Olympische Spelen in actie is gekomen. De combinatie van Zomer- en Winterspelen is niet ongehoord: Jan Bos, Laurine van Riessen en Ingrid Haringa deden dat al eens. Jeroen Straathof voegde ook de Paralympische Spelen aan zijn oeuvre toe. Een verhaal over een bijzondere band met de Spelen.
Als 21-jarig broekie ruikt Jeroen Straathof voor het eerst aan de Olympische Spelen. “Ik kwam net kijken. Zat net anderhalf jaar bij de kernploeg, was net gewend aan het feit dat je bij de grote mannen op trainingskamp ging. Veldkamp, Ritsma. Je kreeg training van Ab Krook. Ik was een jonge sporter die het fantastisch vond om op de Spelen te zijn. De manier waarop de vlam door een schansspringer het stadion in kwam gevlogen… Dat heeft heel veel indruk op me gemaakt.”
In de meest winterse Spelen van de afgelopen decennia schaatst de Zuid-Hollander in het Vikingschip in Hamar naar de negende plaats op de 1500 meter. Qua sportieve prestaties zou hij de ijsbaan pas twee jaar later bij de WK Afstanden echt in zijn hart sluiten, de olympische ervaring van 1994 zal hij zijn hele leven met hem mee dragen. “We sliepen in een muziekschool. Het was een unieke plek waar verschillende disciplines met elkaar samenkwamen. En het was voor het eerst dat er mobiele telefoons waren. We kregen een oranje mobiele telefoon. Het grappige is wel dat ik heb nog steeds hetzelfde telefoonnummer als toen.”
De schaatscarrière van Straathof kwam na de Spelen van ’94 niet veel verder uit de verf. De allereerste wereldtitel op de 1500 meter, twee jaar later opnieuw in Hamar, bleek zijn grootste succes. “Lillehammer misschien wel het minste qua prestatie. Maar als 21-jarige negende worden, vond ik fantastisch op dat moment.” Jaren later verscheen hij opnieuw op het olympisch toneel. Niet als schaatser, maar als baanwielrenner. Zowel in Sydney (2000) als Athene (2004) was hij van de partij.
Straathof legt uit hoe dat zo gekomen is. “Mijn vriendin had deelgenomen aan de Paralympische Spelen van Atlanta in ‘96. Ik was daar als publiek om bij haar rolstoelbasketbal te kijken. Toen zij medaille wonnen werd op dezelfde avond de blinde Jan Mulder gehuldigd. Die had samen met zijn piloot een medaille gewonnen. Ik maakte de grap dat ik het ook wel leuk vond om een keer op zo’n tandemracefiets te rijden en toen hebben we een half jaar later samen een rondje gefietst langs de IJssel. Het klikte en was gezellig. Een jaar later belde hij weer op.” En zo geschiedde.
Een carrière-uitstap lonkte, want door de diverse trainingsvormen in de kernploeg van Arie Koops had Straathof al ervaring op de piste. Toch bleef Straathof fulltime schaatser. “Jan en ik hadden samen de ambitie om het beste eruit te halen, maar ik zat wel als schaatser op de fiets. Men zei ook wel eens dat daar die schaatser met zijn dikke benen weer voorop die tandem kwam zitten.” Het levert ze nog goud op ook. Daarna raakt de schaatscarrière van Straathof in het slop. De miler heeft moeite met de introductie van de klapschaats. Het lukt hem niet om de Spelen van Salt Lake City te halen en Straathof kiest voor een ander pad: de achtervolgingsploeg in het baanwielrennen. In 2004 betreedt hij weer het olympische podium. De vijfde plek in een nieuw Nederlands record is het resultaat.
Ook na drie optredens blijven de Olympische Spelen elke keer weer terugkeren in het leven van Straathof. Sinds 1994 heeft hij er slechts drie gemist: Beijing 2008, Pyeongchang 2018 en Tokyo 2021. Bij alle andere was hij aanwezig als sporter, toeschouwer of atletenvertegenwoordiger. Ook bij de Spelen in Beijing is Straathof weer van de partij. Dit keer is zijn functie weer anders dan voorheen. De sportief directeur van de Belgische bond heeft met Hanne Desmet, Loena Hendrickx en Bart Swings enkele toppers onder zijn hoede.
Wat de Spelen zo speciaal maakt? “Iedereen heeft daar ambities. Ook bestuurders, en dat is als sporter nauwelijks te begrijpen, hebben daar ambitie en een rol om ook de ambities en doelstellingen te behalen. Mensen vragen ook wel eens aan mij welke Spelen het mooist waren. Dat kan ik echt niet zeggen, want het is niet met elkaar te vergelijken. In welke rol je ook daarheen gaat, de ambitie en inspiratie van de Olympische spelen is wel echt iets dat wat mij drijft. In de sport is het doel het behalen van je eigen doelstellingen en bij de Spelen is dat het summum. Dat is ook hetgeen ik in de afgelopen twee jaar in België gezien heb: de sprankeling in de ogen, brandend van ambitie.”