MONIQUE VELZEBOER: 'DANKBAAR DAT IK HET ALLEMAAL MEE HEB MOGEN MAKEN'
Simone, Marc, Monique en Alex Velzeboer, vier kinderen uit één gezin. Allen uitzonderlijk veel talent voor de korte bochten op de schaats. De Velzeboers domineerden de sport in Nederland in de jaren ’80 en ’90. De shorttrackers werden ook wel ‘de Cowboys van het ijs’ genoemd in die tijd. Monique won goud, zilver en brons tijdens de Spelen in ‘88, waar shorttrack zijn intrede deed als demonstratiesport. In ’92 werd het officieel olympisch. Hoe kijkt de shorttrackkoningin van weleer hierop terug?
Monique (52) groeide met haar broers en zus op in het Zuid-Hollandse Oud Ade. “Mijn zus ging op schaatsen en de rest van het gezin volgde. Actief bezig zijn, zat in ons allen en we hadden het geluk dat onze ouders dit ondersteunden. We gingen naar de schaatsclub IHCL in Leiden. Daar was een 200-meterijsbaan. Aan de binnenkant was een ijshockeybaan, waar we de shorttrackers voorbij zagen flitsen. Dat zag er zo spectaculair en snel uit. Dat wilden wij ook! Zo is de liefde voor het shorttrack begonnen. We vonden het geweldig. Bovendien hielp het voor onze bochtentechniek op de langebaan. Op de zaterdag gingen we met ons trainingsgroepje met een bus naar De Uithof in Den Haag, zodat we op de 400-meterbaan konden trainen. Het was iedere keer net een schoolreisje, zo gezellig was het. Tot mijn zestiende heb ik langebaanschaatsen met het shorttrack gecombineerd.”
Er was ook een ander ritueel in huize Velzeboer. Ze biecht lachend op: “Iedere zaterdagavond kwamen we rond 18.45 uur met de bus terug en zaten we om 19.00 uur in de katholieke kerk. Vooral mijn vader vond het belangrijk dat we daar in het weekend naartoe gingen. We konden kiezen: zaterdagavond of zondagochtend. Soms hadden we nog tijd om ons om te kleden. Dit was afhankelijk van hoe snel de bus terug was. Als we te laat waren op de zaterdag, moesten we de volgende ochtend. Mijn vader zei altijd: 'Als je kunt schaatsen, kun je ook naar de kerk'. Sporten was ook wel een beetje een uitvlucht. Bovendien kon er in het buitenland niet gecontroleerd worden,” zegt ze met een knipoog.
Vier kinderen in één gezin, die alle vier goed waren in shorttrack. Dat is uniek, maar Monique heeft daar wel een verklaring voor. “In die tijd waren er meer families van wie de kinderen allemaal dezelfde sport beoefenden, zoals familie Grimbergen en familie Van der Poel. Ik heb ook gewielrend. Daar had je ook gezinnen die een hele zondag met elkaar op pad waren. Familie Overgaag bijvoorbeeld. Daarnaast hadden we twee hele goede trainers: Ben van Haastrecht en Wim Borst. Zij hamerden erg op de techniek. Wim was ook een heel goede materiaalman en één van de pioniers van de juiste ronding en kromming. Goed materiaal was erg belangrijk.”
Van 1985 tot en met 1993 was Monique lid van de nationale shorttrackkernploeg. Ze werd drievoudig Nederlands kampioene, deed mee aan acht WK’s en negen EK’s. Op de Spelen van ‘88 stond shorttrack voor het eerst op het olympisch programma. “Twee jaar van tevoren hoorden we dat het een demonstratiesport zou worden op de Olympische Spelen van Calgary. Vanaf dat moment ging ik me toeleggen op het shorttrack om de kans op deelname zo groot mogelijk te maken. Ik bleef wel één tot twee keer in de week langebanen om mijn techniek op het rechte stuk te onderhouden. De combinatie werkte heel goed. Ik heb ook een seizoen in Jong Oranje van de langebaan gezeten, dat niet te combineren was met het shorttrack. Het schaatsen ging meteen een stuk minder.”
Het eerste wat in de tegenwoordig succesvolle fotografe opkomt als ze terugdenkt aan de Spelen van ’88 is dat ze nog maar achttien jaar was en dat niet besefte. “Men zei dat ik zo jong was, maar in mijn beleving viel dat heel erg mee. Ik begreep niet wat ze bedoelden. Ik weet ook nog dat ik het gevoel had dat ik in staat was om medailles te winnen. Er was geen twijfel. Het bleek uit te komen. Ik won goud, zilver en brons. Ze staan niet in de boeken als ‘olympisch’, omdat het een demonstratiesport was. Dat is natuurlijk jammer, maar dat is nu eenmaal zo. Het telt misschien iets minder, maar qua ervaring was het geweldig om mee te maken. De sfeer kreeg je hoe dan ook mee. Tegenwoordig is een sport die nieuw op de Spelen komt direct olympisch.”
Er speelden meer factoren waaraan goed te merken was dat shorttrack nog een demonstratiesport was. “Wij als Nederlandse shorttrackploeg mochten van NOC*NSF de openingsceremonie niet lopen en we moesten een dag voor de sluitingsceremonie weer naar huis. De shorttrackploegen uit andere landen mochten van begin tot eind blijven. De Canadese schaatssters leefden met ons mee. Van hen hoorde ik later dat ze het hartstikke koud hadden gehad. En zonder negatief over te willen komen, want ik kan er nu om lachen: we kregen ook geen olympisch kledingpakket. Voor ons was er een ander tenue. Aan de publieke belangstelling was het niet te merken. Het stadion zat telkens bomvol. Het was toen al een echte wereldsport.”
Tussen de laatste shorttrackwedstrijd en de dag dat ze weer huiswaarts moesten, zaten nog enkele dagen. Hierdoor konden de schaatsers van de korte bochten toch nog een kijkje nemen bij hun collega’s op de langebaan. “De races van Hein Vergeer kan ik me nog goed herinneren. Yvonne van Gennip haar drie gouden ritten heb ik helaas niet kunnen zien. Die waren allemaal op dezelfde dag als dat ik reed.”
Twee jaar later voelde de shorttrackmedaillewinnares van Calgary de waardering van de nationale sportkoepel des te meer. “Ik kon dankzij mijn A-status een prachtige, witte Audi 80 ophalen. Ik was twintig, dus dat was heel bijzonder. We kregen een stipendium en een reiskostenvergoeding.”
Op de Spelen van Albertville in 1992 telde shorttrack echt mee. Velzeboer wilde opnieuw voor de medailles gaan en voelde de toenemende druk. “Ik dacht alleen maar: als ik maar geen vierde word. Inmiddels weet ik dat dit een foute gedachte is, want dan ben je meer met die medaille bezig dan dat je je focust op de ritten.”
Ironisch genoeg werd juist die vierde plaats haar toebedeeld. Dat ze het podium op deze Spelen net miste, staat haar nog goed bij. “Die vierde plek was niet waar ik op hoopte als je met z’n vieren in de finale staat. Achteraf gezien was het nog steeds een heel goede prestatie. Wat mij opviel was dat niemand me feliciteerde met een vierde plek. Als je naar de Olympische Spelen gaat, is dat in eerste instantie mooi. Dan zegt men: 'Oh, wat goed'. En als je dan bent geweest, dan zeggen ze: 'Heb je geen medaille gewonnen?' Terwijl je eigenlijk heel blij moet zijn dat je daar überhaupt mag staan. Daarom feliciteer ik ook altijd atleten die vierde zijn geworden, ondanks dat ze misschien teleurgesteld zijn.”
Er speelde volgens de shorttrackster ook nog wat anders, waardoor de druk onbewust extra werd opgevoerd. “In Calgary stonden er vier afstanden op het programma, terwijl er in Albertville alleen een 500 meter voor de vrouwen, een 1000 meter voor de heren en een relay werden verreden. Je had dus maar één individuele afstand, waardoor je een slechte uitslag niet meer kon goedmaken. De shorttrackwedstrijden werden op dezelfde baan verreden als die van het kunstrijden. Ik denk dat er daardoor afstanden geschrapt moesten worden om het in de anderhalve week van die Spelen te laten passen.”
Er is nóg een verschil met het olympisch shorttrack van nu, zo laat de shorttrackcoryfee weten. “Als je de relay alleen in de voorronde had gereden en je team behaalde een medaille, dan kreeg jij geen medaille. Met terugwerkende kracht hebben ze deze mensen alsnog een medaille gegeven, maar dat is natuurlijk nooit helemaal hetzelfde.”
In die tijd werden de shorttrackers veelal gezien als de cowboys op het ijs die moesten opboksen tegen de grote broer, het langebaanschaatsen. “Ja, zo werden we vroeger wel omschreven. Dat waren we ook, maar dat irriteerde me soms. De verslaggevers waren onze sport niet gewend. Zij vonden het shorttrack al snel oneerlijk. Vergelijk het met baanwielrennen of met wielrennen op de weg. Daar rijd je ook met meer coureurs in een baan. Ik vond het juist leuk en spectaculair. Het is niet te vergelijken met een sport, waarbij je alleen in de baan racet tegen de klok.”
De schaatsers van beide disciplines hadden onderling wel veel contact tijdens de Spelen van Albertville. De Nederlandse equipe van ’92 had een TeamNL-huis gecreëerd. “We zaten met de Nederlandse atleten in een soort pension buiten de stad, waarbij ieder z’n eigen kamer had. Er verbleven geen buitenlanders, waardoor er een hechte sfeer ontstond. Je had wel een gezamenlijke plek waar alle landen samenkwamen om te eten. Onze wedstrijden waren pas om acht uur ’s avonds, waardoor wij als shorttrackers later naar bed gingen dan de langebaners. Op een paar uitgezonderd. De aanwezigheid van ons zorgde voor ontspanning bij de langebaanschaatsers.”
De grote glimlach verklapt met hoeveel plezier Monique terugkijkt op deze periode, ondanks de dramatische gebeurtenis een jaar later. In ’93 kwam ze tijdens een training voor de Olympische Spelen van Hamar ongelukkig ten val en liep een dwarslaesie op. Hierover zegt ze nuchter: “Als ik voor de Spelen van Albertville het ongeluk had gehad, had ik veel unieke momenten gemist. In '92 mochten we wel aan de opening- en sluitingsceremonie deelnemen. Het moment dat je de atleten het stadion in zag lopen, bleef iets magisch. Daar droomde ik als meisje al van. Het maakte het extra speciaal, omdat we het in '88 voor de tv moesten aanschouwen. Als ik had moeten kiezen, had ik natuurlijk liever medailles willen winnen in plaats van het bijwonen van beide ceremonies, maar ik heb het allemaal mee mogen maken. Daar ben ik enorm dankbaar voor.”
Nieuws, programma, meeschrijflijsten, uitslagen, kortom alles over de Olympische Spelen vind je hier.