Thialf had er maandag een speciaal moment van gemaakt. De Friese gedeputeerden Femke Wiersma en Eke Folkerts (beiden BBB) waren present om de officiële opening te verrichten. Zij reden na de gebruikelijke plichtplegingen een ronde met Irene Schouten en Marijke Groenewoud, de twee toprijdsters uit de formatie Team Albert Heijn Zaanlander. Vrijwel alle topploegen waren vertegenwoordigd op de eerste dag van het zomerblok in Heerenveen en waren er veel lachende gezichten te zien: we zijn weer thuis.
Want als je na een lange zomer niet enthousiast bent om weer op het ijs te stappen, kun je - om met de woorden van Jillert Anema te spreken - 'beter stoppen'. Dat enthousiasme is merkbaar, vindt Erwin ten Hove van Team IKO. “Een schaatser doet in de zomer heel veel dingen die niet per se bij het schaatsen horen. Dat is uniek. Het nadeel is dat je niet kunt doen wat je in de winter moet doen, maar het voordeel is dat je hard kunt trainen. Wij hebben de zomer vrij lang gemaakt door niet al vroeg het ijs op te gaan (in Inzell, red.).”
Team Reggeborgh en Team Jumbo-Visma reisden vorige maand wel af naar het Zuid-Duitse plaatsje om daar de eerste meters te maken op ijs. In vergelijking met de omstandigheden daar is het een verademing in Thialf, laten sommige rijders doorschemeren. Voor Team IKO staat de eerste week op het ijs in het teken van wennen, een fase die anderen al gehad hebben: “We zijn vorig jaar voor het eerst niet naar Inzell geweest, dat is eigenlijk de gebruikelijke lijn in de voorbereiding. We blijven in Thialf, hier hebben we volgens mij het beste ijs van Europa. Er is geen reden meer om weg te gaan.”
Hoewel het van de buitenkant lijkt alsof de meeste rijders de smaak aardig te pakken hebben, is er volgens Ten Hove nog wel werk aan de winkel. “Het duurt even voordat ze wedstrijdklaar zijn, maar dit zijn de beste schaatsers en zij hebben 'het' na een paar bochten weer te pakken. Dan is het niveau alweer goed genoeg om in ieder geval mee te trainen.”
Schrikken doen de toppers niet van hun eerste meters op het ijs. “We hebben dit al zo vaak meegemaakt dat je niet heel erg hoeft te wennen”, zegt Schouten bijvoorbeeld. Kjeld Nuis beaamt dat, Ten Hove vult aan: “Jongens als Nuis en Bart Swings hebben dit al honderdduizend keer gedaan. Ze vinden het zeker nog spannend om op het ijs te stappen, maar ze weten uit ervaring dat het gevoel na een paar rondjes weer terug is. De jonge rijders zijn daar wat onzekerder over.”
En als de eerste meters gemaakt zijn? “Dit is wat ze willen, je hoeft ze niet uit te dagen”, stelt Ten Hove. “Een voetballer voetbalt, een wielrenner zit op de fiets. Een schaatser doet een groot deel van het seizoen dingen die niets te maken hebben met schaatsen. Ze zijn fit, ze hebben dit een tijd niet gedaan, dit is waar ze voor werken.”
Op de ijsbaan gaan de atleten weer terug in het bekende trainingsregime. “Het schaatsen blijft rondjes rijden, je moet de geijkte dingen doen om hard te gaan. Natuurlijk komen straks de specifieke trainingsblokken als we richting de wedstrijden gaan, maar de vernieuwing van trainingsprogramma’s zit vooral in de zomer.”