Logisch. Ja, dat is het eerste woord dat hem ontglipt wanneer Gerwin Smit (35) wordt gevraagd naar het wedstrijdschema van de driedaagse op wielen. Als er een plek is waar de grote finale van de meerdaagse thuishoort, is het zijn woonplaats. De populariteit van de sport laat vrijwel overal in Nederland te wensen over, “bij ons in het dorp kunnen alle kinderen op skates rijden”, bezweert Smit, die dus zaterdag klaarstaat om ’s lands beste skeeleraars te verwelkomen.
“We beschikken twee keer per week over de baan om te trainen, omdat we het complex moeten delen met de motorclub en de wielervereniging. Dan zijn er ruim honderd kinderen en volwassenen in de weer. In totaal hebben ze zo'n 160 actieve leden. Dat is best veel. Skeeleren leeft echt, en dat zie je zaterdag ook terug op de finaleavond. Of beter, de hele week al, want er zijn twintig tot dertig vrijwilligers bezig om alles zo leuk mogelijk te maken. Sommige mensen vragen zich af waarom we geld, tijd en energie moeten steken in een landelijke marathon. Dat zouden we ook aan de jeugd kunnen besteden. Ik antwoord dan: zo’n race is ook een beetje traditie voor Staphorst.”
“Plus”, zo vervolgt hij: "de vrijwilligers vinden het prachtig. Die hebben zaterdag een mooie dag. We sluiten het ook altijd met z'n allen even goed af. Dan wordt het gezellig hoor. De mensen doen het graag en sponsoren zijn gelukkig elke keer nog vrijgevig wanneer we aankloppen. We hebben het geluk dat er goede Staphorster rijders in het peloton zitten: Kevin van der Horst, de Haasjes-familie en Marthijn Mulder. Zij helpen ook om de mensen enthousiast te krijgen. Al die dingen zorgen ervoor dat het voor onze vereniging aantrekkelijk is om te organiseren. Vrijwilligers genoeg, en het budget (een euro of drie-, vierduizend) hoeft niet met hangen en wurgen bij elkaar te worden gesprokkeld. Wat wil je nog meer?”, klinkt het opgewekt.
Smit, in 2016 winnaar van de Marathon Cup, behoort niet tot het leger van organisatoren die de jongste jaren steen en been klagen omdat veel deelnemers zich pas kort voor de sluitingstermijn al dan niet inschrijven. Dat zorgt voor stress, omdat niemand zit te wachten op wedstrijden waar tien of twaalf mannen en vrouwen aan het vertrek verschijnen. Bovendien is het dan extra zonde van de investering. “Ik wind me er niet over op, wetend dat veel rijders en rijdsters zo lang mogelijk wachten bijvoorbeeld in verband met het weer. Valt dat mee, dan heb je zo weer een leuk peloton. Ik maak meestal een belrondje langs de bekende namen, om te horen wat ze van plan zijn, of soms om hen over te halen toch vooral mee te doen in Staphorst”, aldus de preses die sowieso een balletje heeft opgegooid bij skeelercoryfee Jorrit Bergsma. “Als het in zijn schema zou passen, zou hij erbij zijn. Meer weet ik niet.” In de wandelgangen fluistert men dat de Fries inderdaad acte de presence geeft in Staphorst.
Het is de geest van de tijd, meent Smit, die ertoe bijdraagt dat skeelerwedstrijden minder van belang zijn geworden. “Marathonschaatsers, in feite de groep waarvan je het moet hebben voor het deelnemersveld in de skeelermarathons, volgen in de zomermaanden hun eigen trainingsprogramma. Dat is het belangrijkst. Terwijl vroeger, toen ik zelf nog skeelerde, de races minstens zo voornaam waren. Destijds wilde iedereen ook echt presteren; wat dat betreft is er een groot verschil met nu. Misschien is het tijd dat er wat meer wordt geluisterd naar wensen van de rijders. Ik vind tegelijkertijd dat de KNSB (de verantwoordelijke instantie voor de competities, red.) zich ook weer niet helemaal daaraan moet aanpassen. Per slot van rekening is er geen rijder groter dan de sport."
"Weet je, geld speelt ook een rol. Met marathonschaatsen is meer te verdienen. Die gasten van Reggeborgh en Jumbo-Visma ontvangen een heel goed salaris om, let wel, marathons op het ijs te rijden. Gedurende de zomer blijkt er echter voldoende tijd te zijn naast de trainingen voor het schaatsen. Reggeborgh is met een deel van de ploeg naar Schotland geweest voor een gravelrace. Trainingstechnisch lijkt me dat niet zo ideaal…”