De topsprinter van weleer is thuis in Noorwegen. Hij ging in 2014 aan de slag als coach van een opleidingsteam en kwam snel daarna in dienst bij de Noorse schaatsbond. “Die kans moest ik grijpen, het bood meer zekerheid dan werken voor een privéteam”, aldus Wotherspoon. Hij woont sindsdien met vrouw en kinderen in Oslo. Een prachtige plek om te wonen, alleen een overdekte ijsbaan ontbreekt. Aan de bereidheid van de Noorse bestuurders ligt het niet, maar het schaatsen heeft het lastig in Noorwegen. De voorbereiding op het nieuwe seizoen verliep stroef. In Stavanger werd een defect ontdekt waardoor de ijsbaan veel later kon openen, het trainingskamp in Hamar moest gestaakt worden vanwege overstromingen.
Het was reizen geblazen om toch voldoende op het ijs te staan. Heerenveen was een van de bestemmingen. "Reizen is het zwaarste aan mijn werk", zegt hij. "Het is moeilijk om veel en lang weg te zijn van mijn gezin. Voor de wedstrijden gaat dat, het hoort erbij. Maar in de zomer valt het me zwaar.” De bond kampt met financiële tekorten en het sprinten als discipline zit in het Noorse verdomhoekje. De omstandigheden om topschaatsers op te leiden en te presteren zijn niet optimaal, vindt Wotherspoon. “We lopen achter de feiten aan”, vervolgt hij, om daarna in een bijzin te vermelden: “Het is alsof we in de jaren tachtig verkeren.”
Het ontbreken van een vaste uitvalsbasis komt de kwaliteit van de trainingen niet ten goede, levert meer reisbewegingen op en zorgt ervoor dat de Noorse bond diep in de buidel moet tasten om op hoog niveau te kunnen trainen. Atleten dragen zelf financieel bij aan trainingskampen, zoals die van deze zomer in Heerenveen. “Een centrale accommodatie in eigen land zou in eerste instantie veel duurder zijn, maar dat betaalt zich over een langere periode wel uit”, vindt Wotherspoon. Zover komt het voorlopig niet, weet hij. Net als dat de Canadees minder weg hoeft van zijn gezin. “In het ideale geval zijn er twee coaches en kunnen we de reisdagen verdelen.” Een onorthodoxe wijze van coachen, maar hij is ervan overtuigd dat het kan werken: “Kwaliteit, flow en vertrouwen staan altijd voorop in het begeleiden van sporters.”
Voordat er aan uitbreiding van de staf gedacht kan worden, liggen er andere uitdagingen voor de Noorse bond en Wotherspoon. Waar Ragne Wiklund en Sander Eitrem tot de wereldtop behoren op de langere afstanden, blijft het land achter op de sprintnummers. Håvard Lorentzen (30) is zo’n beetje de enige die meedoet in de internationale top, maar ook bij hem beginnen de jaren te tellen. Dat heeft alles te maken met een gebrek aan focus, coaches die geen brood zien in sprinten - 'Ze denken dat sprinten heel complex is, maar dan heb je het verkeerde idee van coaching' - en vanuit de jeugd breken weinig jonge sprinters door. “Omdat we zo weinig sprinters hebben, moeten we heel zuinig zijn op de mensen die wel bij ons aansluiten. Iedereen met een beetje potentie moeten we koesteren, proberen om ze zo goed mogelijk te begeleiden en alles eruit te halen. Het betekent dat er in de breedte minder talent is, maar dan kom je soms ook tot de conclusie dat de stap voor sommigen simpelweg te groot is."
Dat maakt het lastig, vindt Wotherspoon. “Als je in Nederland niet slaagt bij Jumbo-Visma, kun je naar een ander team. Iemand die bij ons niet slaagt, kan deze sport niet langer professioneel bedrijven.” Het veranderde de aanpak van de bondscoach. “We proberen zo goed mogelijk te ondersteunen. Als we afscheid zouden nemen van enkele schaatsers, ontstaat een kern die nog kleiner is. Te klein dus, dat is een bedreiging voor de sport.” Om het tij te keren moet de verandering al bij de jeugd plaatsvinden, vindt Wotherspoon. “Een 13-jarige doe je geen plezier met 1500 meter schaatsen. In Nederland wordt op korte afstanden getraind, in Noorwegen houden we vast aan de olympische afstanden. De jeugd gaat wel steeds vaker shorttracken, maar de clubs zitten allemaal op eilandjes en er is verder geen concurrentie.”
De oud-wereldkampioen praat gepassioneerd over de staat van de sport in Noorwegen, de wijze waarop internationaal gewerkt wordt en hoe de sport aantrekkelijker gemaakt kan worden voor de jeugd. “Mijn handen jeuken, ik wil graag aan de slag met een plan om de sport voor de jeugd weer aantrekkelijk te maken. Maar dat is niet te combineren met mijn rol als coach.” Op korte termijn is verandering wel nodig om de toekomst van de Noorse topsport te garanderen, denkt Wotherspoon. “Met dit budget kunnen we niet groeien en verwachten dat we goede resultaten blijven houden. We gaan langzaam naar een model waarbij we alleen de medaillekandidaten kunnen ondersteunen, dat is niet duurzaam. We kunnen steeds minder doen en dat is een lastige situatie, ik kan mijn schaatsers niet altijd het beste geven.”
Je zou het een uitzichtloze situatie kunnen noemen, maar zover wil Wotherspoon nog niet gaan. Toch rijst de vraag: Hoe zit het met de verleiding om terug te keren naar Canada? “Ik zou eerder om persoonlijke dan professionele redenen teruggaan”, aldus Wotherspoon. “We hebben veel familie en vrienden die we minder zien dan we zouden willen. Onze ouders worden wat ouder, het wordt lastiger voor ze om verre reizen te maken. Dat zou een reden kunnen zijn om terug te gaan, maar dat is een grote stap.” En om aan de slag te gaan met Canadese schaatsers? “Ik ben een paar keer gevraagd, maar we wilden niet verhuizen”, zegt hij, om met een lach te vervolgen. “Nu zijn we op het punt gekomen dat ze me niet meer vragen omdat ik zo vaak ‘nee’ verkocht heb, maar we hebben goed contact. Misschien gaat het ooit gebeuren.”