De koffie smaakt goed, de bijbehorende taart is voortreffelijk…, en het nieuws dat in de showroom van A6.nl, tussen de blinkende bolides, glimmende middenklassers en goed uitziende boodschappenautootjes wordt gedeeld, is ronduit prikkelend. Een shorttrackspecialist die zich op het marathonschaatsen stort, dat mag bijzonder genoemd worden; dat het bovendien om de man draait die de spektakelsport in Nederland een markant gezicht gaf, maakt het des te interessanter. “Dé transfer van het jaar”, klinkt het enthousiast aan tafel van het kantoor waar grondlegger en eigenaar van het occasionbedrijf langs de A6 (Lemmer) Henkjan Meijer (boven op de foto naast Sjinkie) met enige trots de aanwinst voor zijn marathonteam presenteert.
“Dé transfer van het jaar.” Knegts manager Dennis Klaster lacht uitbundig om die woorden, marathonschaatser en aanstaand ploegmakker Bart Mol keurt ze goed, en Meijer kan zich er natuurlijk in vinden. “Mwoah”, reageert de ‘Schicht van Bantega’, op de van hem kenmerkende laconieke manier, “ik vind het wel meevallen. Jullie hebben allemaal erg hoge verwachtingen.” Wat hij bedoelt te zeggen: niemand moet denken dat hij zo meteen moeiteloos de 125 ronden op een 400-meterbaan even tot een succesvol einde zal brengen. “Ik zal een wedkantoor openen”, roept Klaster. “Dan gaan we met z’n allen op de tribune zitten en kan iedereen geld inzetten op welke ronde Sjinkie het peloton moet laten gaan of uitstapt. We gaan gokken op Sjinkie.” Die suggestie scoort uiteraard hoge plezierpunten in het gezelschap.
Terwijl de decibellen van vrolijkheid afnemen, begint Knegt aan het verhaal van deze stap. Met het hoofd knikkend naar Meijer die naast hem zit: “Het was zijn idee. Het plan is wat anders gelopen dan het oorspronkelijke, maar Henk had op een bepaald moment de gedachteWe moeten Sjinkie weer op de rit krijgen. Die moet een ander soort sparringspartner krijgen, zodat die weer gaat trainen met z’n luie reet. Dat had Henkjan heel goed in de smiezen, al zei hij dat niet tegen mij, hahaha.” Tussen het geschater door: “Maar het ging allemaal net wat anders.”
Er volgt een hilarische kronkel in het relaas. Knegt is eerder dit jaar een maand of vier zijn rijbewijs kwijtgeraakt, wegens ‘notoir te hard rijden’, zoals Klaster verduidelijkt. “Sjinkie heeft niet extreem te snel gereden, maar wel heel vaak harder dan hij mag.” “Daardoor moest ik steeds op de fiets naar de shorttracktrainingen", vult de hoofdpersoon aan. "De laatste twee weken waren het zwaarst, omdat er toen weer zomerijs lag in Thialf. Kon ik elke dag op mijn fiets naar Heerenveen voor de training, en weer terug. Kwam ik om half twee 's middags thuis en dan was ik er ook goed klaar mee.”
“Moet je zijn mooie smalle lichaampje nu zien”, merkt iemand op. “Ja”, beaamt Klaster, “ik vond het prima. Ik heb meer sporters gehad die hun rijbewijs even moesten missen. Daar regelde ik dan wat voor. In het geval van Sjinkie heb ik hem lekker laten trappen.” Mol, grinnikend: “Sommige dingen gebeuren met een reden. De Heer beslist. Fietsen met je bast.” Opnieuw is er gejoel van instemming.
“Dat Sjinkie nu in onze ploeg zit, heeft slechts een doel”, zo neemt Meijer het woord. “Dat hij deze winter opnieuw aan de World Cups shorttrack kan meedoen. En wanneer het kan met zijn shorttrackprogramma, rijdt-ie marathons in het pak van A6, zonder dat we van hem iets verwachten. We hebben als A6 een voordeel: wij kunnen lekker meeliften op de tactiek van andere ploegen. Zit het mee, dan kunnen we individueel iets ondernemen. Dit is een extra prikkel om hem te helpen, om een nieuwe input te geven. Hij traint al zo lang op dezelfde manier, dat hij best iets anders kan gebruiken. Van marathons krijgt hij ook meer inhoud. Bovendien weet iedereen wel ongeveer hoe het er in deze discipline aan toegaat, welke sfeer er hangt. Die pakt hij ook zo mooi mee.”
Knegt knikt. Hij verraadt dat hij in een grijs verleden weleens een marathonnetje heeft geprobeerd in een training. Onder de vorige bondscoach shorttrack, Jeroen Otter, werden de rijders gestimuleerd aan de mass start mee te doen. “Dat was leuk. Weet je, ik vind schaatsen prachtig. Geen idee wat ik kan, hoe lang ik die marathonmannen kan volgen. Het is het proberen waard, toch? Ik ben er niet bang voor, maar die wedstrijden zijn wel een heel eind….”
Wanneer hij debuteert, kan hij niet zeggen. Dat hangt mede af van wat bondscoach Niels Kerstholt wil. De openingsrace van het seizoen, op 19 oktober in Amsterdam, hoopt hij in elk geval te missen. Dat betekent namelijk dat Knegt tot de selectie van TeamNL behoort die dan in Montréal aftrapt in de wereldbekerserie. “Dat is het enige dat telt voor me”, benadrukt hij. “Vandaar dat ik blij ben zo fit en gezond uit de zomer te zijn gekomen, door al dat fietsen. Al tijdens het trainingskamp in Bormio (eind juni, red.) had ik in de gaten dat ik er niet slecht voorstond, ten opzichte van de rest. De eerste dagen in Thialf waren eveneens goed."
“Mijn geluk is dat ik het schaatsen heel vlug weer oppik. Na twee dagen trainingskamp reed ik rond zoals ik dat altijd kan. Tegelijkertijd zag ik dat de andere jongens heel veel moeite hadden om het juiste gevoel te vinden”, aldus Sjinkie, wiens rondetijden de snelste bleken te zijn. “Dat heeft weinig te betekenen. Ik kan pas zien wat die waard zijn wanneer we de trials op 27 en 28 september hebben gehad. Daarin moet ik me plaatsen voor de World Cup."
Routinier Mol – al sinds 2012 actief in de Topdivisie - ziet het avontuur van Knegt in elk geval met vertrouwen tegemoet. De namen van Sven Kramer en Patrick Roest vallen. Eerstgenoemde deed aan het slot van zijn carrière dappere pogingen zich de stiel eigen te maken, Roest begint er niet eens aan. “Die roept dat hij helemaal kapotgaat, dat het niets voor hem is. Marathonschaatsen is ook heel wat anders. Zet honderd mensen uit de wereld op schaatsen en laat ze een marathon rijden. Ja, Kramer, de grootste schaatser aller tijden, die haalde de streep wel, al ging dat niet vanzelf.
“Sjinkie kan juist profiteren van zijn korte prikslag, die is minder belastend”, beweert hij. “Daarnaast kan hij bochten rijden als niemand anders. We kunnen nu hier wel voorspellingen gaan doen. Er is echter een methode om te ervaren hoe het Sjinkie vergaat: door wedstrijden te rijden en erop te trainen. Als hij twee keer dertig ronden aflegt, weet hij een beetje hoe de vlag ervoor hangt. Mocht hij ons allemaal naar huis rijden, dan zou ik dat fantastisch vinden. Het is sowieso schitterend dat hij aan de start komt. Dat wil iedereen toch zien? Sjinkie Knegt. Dat klinkt net wat anders dan Jaap van Diepen uit Oegstgeest die meedoet, toch?”