"Het WK Afstanden spoot uit elkaar van de mooie, schitterende en onvergetelijke momenten. Zoals altijd. Maar waar ik het hele weekend om gelachen heb, iets dat ik niet snel meer zal vergeten, heeft met Bart Hoolwerf te maken. Bart Hoolwerf na zijn mass start. Dat hij niet zegt: ‘Ik heb het slecht gedaan’, of “Ik heb het niet goed gedaan en had zelf anders moeten rijden’. Nee, wat hij roept, en wel drie keer achter elkaar: dat er rijders zijn die gewoon binnendoor bij hem zijn gegaan. ‘Je zit op volle snelheid in de bocht. En dan zijn er rijders die gewoon binnendoor komen. Weet je hoe gevaarlijk dat is?’ Die interviewer vraagt nog: ‘Maar moet je dat gat daar dan niet dicht houden? Of is dat niet een onderdeel van de sport? ‘Nee’, antwoordt Bart, ‘het is levensgevaarlijk dat er schaatsers binnendoor vliegen..’
Ik heb er zó om gelachen, man. Het typeert of je zelf verantwoordelijkheid draagt voor wat je doet of voor je daden. Dit is een standaard management-regel: als het goed gaat, hebben anderen het gedaan. Is het slecht gegaan, dan heb je dat zelf gedaan. Hoolwerf draait dat dus om. Als het slecht gaat, hebben anderen het gedaan. En als het goed is, heb ik het gedaan. Nee, tot drie keer toe zegt-ie, zijn er rijders die binnendoor razen. Bart zou eens naar shorttrack moeten kijken. Ik vond dit zo verschrikkelijk dom van hem!
Wacht, ik moet het breder trekken, naar het andere schaatsen op het WK. In de sport bestaat er zogenoemde sportintelligentie. Het mooiste voorbeeld daarvan zijn – even terug naar de oude doos - Rintje Ritsma en Falko Zandstra. Stel, je kunt van nature heel hard schaatsen. Je hebt er talent voor en het komt je aanwaaien. Op een gegeven moment zag ik letterlijk hoe Falko zijn hotel uitliep en zijn armen in de lucht stak. Ab Krook, de coach, zei dat hij moest inwerken, de warming-up moest doen. Daarop stak hij nog eens zijn armen omhoog, en toen reed hij ons kort erna allemaal op de vijf kilometer naar huis. Zo’n mega-talent.
Nee, dan de geschiedenis van onze bondscoach Rintje Ritsma. Die kon helemaal niks, hè. Had geen talent, je hield hem erbij omdat hij een aardige jongen was. Maar een sportintelligentie dat die had. Hij voelde zijn lichaam en wist wat hij moest doen om te groeien zodat hij kon winnen. Zandstra was op dat vlak echt dom. Want hij ging trainen en werd er alleen maar slechter door.
Nog even terug naar Bart Hoolwerf. Hij zal best slim zijn, een fantastisch IQ hebben, wiskundesommetjes heel goed kunnen oplossen, hij zal muzikaal en empathisch zijn, dus over een goede sociale intelligentie beschikken, maar zijn sportintelligentie is zó slecht. Alleen maar de schuld ergens anders leggen. Juist dat is zo’n tegenstelling ten opzichte van de kern van wat het langebaanschaatsen is: je doet het zelf.
Het woorden van het WK-weekend: we zetten ’m goed op. Dat vond ik ook zo mooi. 'Je moet die race goed opzetten. Je racet en dan weet je precies hoe je hem opzet'. Ik hoorde dat Jordan Stolz moeite had om dat te doen op de 500 meter. Kijk, schaatsen is zó klinisch: zelfde afstand, op tijd. Je kunt ’m opzetten hoe je wilt, je kunt ’m rijden hoe je wilt, wat voor jou het best is en je hebt van niemand last, afgezien van een vervelende kruising. Dan is het fascinerend, als je alles zelf in de hand hebt, dat je het soms, zodra je verliest, toch niet in de hand hebt. Zie Hoolwerf, die zijn laatste bochten perfect had opgezet. Maar de anderen kwamen ineens binnendoor...
Kijk, wij mensen denken natuurlijk dat de wereld maakbaar is. Is niet waar. Schaatsen is dat evenmin, want zelfs wanneer je een rit goed opzet, kan het misgaan. We hebben het gezien bij Antoinette Rijpma-de Jong die geweldig kan schaatsen, al valt ze steeds in dezelfde valkuil. Iedereen weet het, en iedereen weet waar het aan ligt. Het is ook een drempel in haarzelf, in de ploeg, in de context waarin ze zit, met haar paarden en haar lippenstift, Jac Orie en de teamdynamiek. Er moet iets worden gewijzigd, alleen Antoinette kan dat niet. Het is precies eender als iemand die wil stoppen met roken, maar dat patroon niet weet te doorbreken. Terwijl de sport het voorbeeld is van hoe je de grenzen verlegt. Hoe doe je dingen die nog nooit zijn gedaan? Dat kan zij dus niet. Althans, tot een bepaald niveau lukt het en dan is het klaar.
Jac Orie kan het kennelijk ook niet. Het enige wat je dan moet doen, is weggaan. Het patroon doorbreken. De lippenstift niet meer doen. Vertrekken bij Jac. Of verhuizen naar Calgary. Net als Ted-Jan Bloemen. Die kerel heeft, als talentloze schaatser, zijn omstandigheden gecreëerd waarmee hij een mooie, rijke carrière heeft opgebouwd. Daar kunnen we allemaal onze pet voor afnemen. Ted-Jan heeft wél zijn lippenstift afgedaan, om de vergelijking met Antoinette te maken.
Tja, dat brengt me tot slot bij Jutta Leerdam. Zij moet nu oppassen dat ze niet in een groef terechtkomt, een groef waar ze niet uit kan. Ha, lekker, dit is het thema van dit stuk: in een groef komen, opzetten, maakbaarheid, anderen de schuld geven. Met haar coach Jac moet ze zien dat ze weer de juiste groef vindt. Wat won hij met zijn team? Een bronzen medaille, dat is écht slecht, voor zo’n ploeg! Het is bij Jutta begrijpelijk dat ze de power niet meer had. Ik sprak zoëven over omstandigheden als lippenstift en paarden: soortgelijke kun je voor Jutta net zo goed invullen, waardoor er dingen zijn gewijzigd. Je moet denken oké, deze groef – met haar vriend en haar (zieke) moeder – is niet de geschikte. Daar moeten we snel uit.