Vooropgesteld: tweehonderd kilometer wegglijden op een doordeweekse dag is bepaald geen sinecure. Maar als er een prestigieuze prijs kan worden verdiend, zijn de messen doorgaans vlijmscherp en is de gretigheid om erin te vliegen groot. Niets van dat alles, de wedstrijd ontaardde in een tamelijk onschuldig toneelstuk zonder veel hoogtepunten, en met een onbedoelde hoofdrol voor een vroege durfal die sinds een week achttien lentes jong is.
“Het was vooral een optocht”, erkende de Noord-Hollandse die de langebaan en inlineskaten combineert met marathonschaatsen. Door na een goede vijf kilometer al op avontuur te gaan in het gezelschap van ploeggenote Susanne Prins en Kaat van Steekelenburg kreeg het trio de touwtjes in handen. Gedrieën zouden ze urenlang vooruit kachelen over het bevroren meer, en leek het er op een gegeven moment zelfs op dat dit nietige kopgroepje het peloton zou gaan dubbelen.
“Het was zwaar, maar heel erg leuk. Het idee was om na honderd kilometer te stoppen, of als ik kapot zou zijn, want daar zou ik niet beter van worden. Maar ja, je kunt niet van het ijs stappen als je nog in de aanval bent. Ik heb inderdaad even gedacht dat als het zo zou doorgaan, wij de rest op een ronde zouden rijden. Ik had niet verwacht dat het peloton ons zo ver zouden laten uitlopen.”
Dat het dubbelen niet gebeurde, had ook met de ontwikkeling vooraan te maken. Schilder was overduidelijk de beste van de drie, en op een dikke zestig kilometer van de streep zette ze de andere twee overboord. De marge was toen 13.13 minuten. "Bij het doorrekenen kwam ik tot de conclusie dat ik meer dan een minuut per ronde zou mogen verliezen, wilde ik proberen het tot de finish vol te houden. Ik reed tot dan best goed, al besefte ik dat een versnelling in het peloton ertoe zou leiden dat de anderen een gat van vijf minuten zo zouden dichtrijden. In de laatste twee ronden die ik nog op het ijs was, voelde ik echter hoe de krachten verdwenen en ik volledig gesloopt werd."
“En dat te bedenken dat ik verleden jaar niet eens aan de honderd kilometer kwam. Toen stapte ik uit na 95. Dit was behoorlijk grensverleggend, hahaha, en ik heb er niet eens voor getraind, haha. Ik heb nu langer geschaatst en meer kilometers gemaakt dan in mijn langste fietstraining. Met mijn team heb ik maximaal 120 kilometer weggetrapt. En vandaag 155 kilometer of zo.”
Na de eliminatie van Schilder voelde nog niemand zich geroepen de beuk erin te gooien. Er werd gegluurd naar de beste formatie van de voorbije dagen, BDM-BTZ, met daarin ONK-winnares Merel Bosma. Er kwamen uitvalspogingen; niet een had de kracht om de concurrentie te verrassen. Zo sleepte het spel zich voort. Dennis Pont, de trainer van Tessa Snoek, verklapte dat hij tijdens de solo van Schilder al bij andere teambegeleiders poolshoogte was gaan nemen.
“Ik wilde weten of we samen niet een achtervolging moesten organiseren. Ik sprak met PGM Bakker, Turner, nog twee andere teams, maar niemand wilde rijden. Dan wij evenmin, omdat ik drie fitte meiden in de finale wilde krijgen. Er werd vandaag voornamelijk naar BDM-BTZ gekeken, wat ik snapte, want die ploeg was de hele week het sterkste blok. Maar we zijn hier ook om de schaatssport te verkopen, en dat is nu niet echt gebeurd, vind ik. Oké, als je wint, staat je naam op het bord en kijk je niet meer terug naar het koersverloop. Tessa is dik in orde, dat blijkt weer eens. Toen ik twee jaar geleden bij het team kwam, werd er gezegd dat ze alleen op het natuurijs uit de voeten kan. Dat klopt niet, antwoordde ik meteen, ze kan ook op het kunstijs meekomen. Ze heeft alleen wat technische aanpassingen nodig en vertrouwen. Je ziet het: het hele seizoen presteert ze constant”, aldus Pont, die zijn meiden had beloofd zijn vriendin Marie-Louise ten huwelijk te vragen als een van hen zou winnen. Dat gebeurde dan ook. “Tja, die bruiloft moet ik nu snel plannen.”
Of dat feest het zal halen bij de euforie die zich meester maakte van Snoek, valt te bezien. Ze bleef onmiddellijk na de finish eindeloos herhalen dat ze het niet kon geloven wat haar was overkomen. Saillant detail: maandag stond ze ook al te stralen op het ereschavot, na haar derde plek in de Grand Prix 2. “Echt bizar. Van de week lag ik nog ziek in bed, kon ik niets, zo slap was ik. De hoofdpijn die ik kreeg was zo erg, dat ik mijn zus belde die op wintersport was en zei dat ik liever naar huis zou gaan. Dat kon natuurlijk niet."
“De finale was een en al chaos, iedereen wilde achter de groene trein (Zaanlander, red.) zitten. Emma (Engbers) had een perfecte positie, tot ze viel. Er gingen andere vrouwen de sprint aan, toen moest ik ook. Oh, oh, wat is dit geweldig. Ja, zo'n AET is een ontdekkingsreis waarin je heel veel over jezelf komt te weten. Onder meer dat ik zo’n wedstrijd kan winnen. Terwijl ik nog nooit heb gewonnen. Stiekem had ik na 150 kilometer de hoop opgegeven. Wat verderop kwam het goede gevoel plotseling weer terug en besloot ik er ‘gewoon voor te gaan’. Vanmorgen hadden we veel lol met de ploeg. Meiden, dit is zo leuk om te doen, kom op, we gaan er tegenaan, riep ik, en met die ontspanning zijn we vertrokken. Geen verwachtingspatroon hebben, dat helpt kennelijk.”
De uitslag van de vrouwen staat hier.