Top-3: 1. Abe de Vries 9.05 uur, 1. Sipke Castelein zelfde tijd, 3. Ype Smid 9.14
Wedstrijd:173 deelnemers, 160 gefinisht
Toertocht: 367 deelnemers, 309 gefinisht
IJsdikte: 20,8 centimeter
Bijzonderheden: voor het eerst een ‘koers om de zuid’, dus via het zuiden naar het noorden. De reden: bij voorgaande tochten verdwaalden te veel schaatsers op de meren in Zuidwest-Friesland. De Amerikaanse diplomaat Louis Albert Süssdorff behoorde tot de uitrijders. In 1929 had hij zijn poging moeten staken, deze keer was hij beter voorbereid. Hij had zeven paar reserveschaatsen bij zich, die hij door een taxichauffeur van controlepost naar controlepost liet brengen.
Abe de Vries en Sipke Castelein. Hun namen zullen voor eeuwig verbonden zijn aan de Elfstedentocht. Wie wint, wordt nooit meer vergeten. Als helden zijn de twee destijds onthaald op de bevroren Noordersingel in Leeuwarden, ‘twee Friese hardrijderstypes, gekleed in een grove trui en een blauwe melkersbroek, de benen in dikke, eigen gebreide wollen sokken, de voeten gestoken in lage, linnen schoentjes’, zo valt terug te lezen in uitgebreide reportages van de lokale dagbladen uit die tijd. ‘Zoo doodgewoon op hun Friesche schaatsen gingen zijn den een en den ander voorbij. Zwoegende rijders op kostbare Noorsche schaatsen lieten zij tegen hun blauwe melkersbroeken kijken. Hoe die andere heeren zich ook getraind en voorbereid mochten hebben, de koppigheid en de schier onuitputtelijke kracht van de beide Friezen sloeg al hun techniek en zorgvuldige training lam. Zo wonnen de twee die na Dokkum geen oogenblik meer bedreigd konden worden een strijd op hun slifjes, in negen uur en vijf minuten’.
De aankomst van het duo, doodgewone landarbeiders van respectievelijk 26 en 23 jaar, kreeg overigens een verhit staartje. Naar het schijnt was er een finishstreep getrokken op het ijs waar noch De Vries of Castelein weet van had. Abe gleed een paar centimeter eerder over de lijn, wat voor bestuursvoorzitter Mindert Hepkema van De Friesche Elf Steden onmiddellijk reden was hem tot de winnaar van de vijfde tocht uit te roepen. Die mededeling landde verkeerd bij De Vries. “We hebben samen gereden, dus ook samen gewonnen”, luidde diens reactie, waarna ook Castelein bij de huldiging werd betrokken. Beiden ontvingen een grote, gouden medaille. Voor De Vries betekende het een begin van een serie van ijzersterke optredens in de tocht. Hij zou nog vier keer in de top-10 eindigen: in 1941 vijfde, in 1942 zevende, in 1940 en 1947 negende.
Struinend door de verhalen over deze editie met haar aparte ontknoping, is er nóg een man voor wie een groots eerbetoon op zijn plaats zou zijn geweest. Bij deze. Ype Smid arriveerde 91 jaar geleden als derde in Leeuwarden. Een knie kapot, het lijf verrot en de geest nagenoeg doodgeslagen. Maar de kerel uit Hindeloopen was binnen, zich amper realiserend hoe het ook had kunnen aflopen als hij met nog pakweg 25 kilometer te schaatsen ergens in de polder bij Finkum niet zo onbedaarlijk hard op zijn snufferd zou zijn gevallen. Op dat moment was hij namelijk de rijder die onbedreigd op de zege afstevende.
Tachtig kilometer duurde zijn vlucht toen al. Rond Stavoren stokte het tempo van de kopgroep. Smid voelde geen vermoeidheid en nam de benen. Dat pas de helft van het Elfstedentraject achter de rug was, interesseerde hem niets, net zomin dat hij het van belang vond de handrem erop te houden omdat de wind op de route na Harlingen vol op kop zou staan. ‘Bij Ype telde die bezwaren niet. Hij had zijn concurrenten zien zwoegen op de meren, terwijl hij zich nog sterk voelde alsof zijn krachten onuitputtelijk waren. Hij voelde dat het kón, dus waagde hij het’, aldus een krantenverslag. ‘Vinniger werden zijn slagen, snel schoot hij weg van de anderen die hem lieten begaan, misschien uit vermoeidheid, eerder echter omdat ze zijn poging te hachelijk oordeelden om succesvol te kunnen zijn’.
Hindeloopen moet van extase geëxplodeerd zijn, toen Smid moederziel alleen door zijn eigen stad racete. Tegenstanders? Ze waren in de verste verte niet te spotten. Hij pauzeerde even, ‘diepte’ volgens de verslaggever van dienst ‘een paar centen op voor een glas heete Ranja, en weg was hij weer, achtervolgd door een controleur die hem een vergeten wollen want wilde terugbezorgen’. Zijn voorsprong bedroeg daar om en nabij tien minuten. Er kwam een extra meevaller bij: de wind bleek te zijn gedraaid voorbij Harlingen.
Was het zijn overmoed, de prijs van de inspanningen of de stress die het plotselinge vooruitzicht van iets heel onwerkelijks – winst in de Tocht der tochten – die Smids hartslag aanzienlijk de hoogte injoeg? Die ertoe bijdroeg dat hij zijn gedachten niet meer kon ordenen? Die de concentratie waarmee hij tot dusver al zijn slagen op het ijs maakte, aanzienlijk deed verslappen? De illusie laag te kunnen vliegen, die hem tientallen kilometers droeg, veranderde met de meter in een gevoel van onzekerheid, twijfel en wanhoop. De Friese wateren leken misschien op stevig dichtgevroren wildernis, beren waren nooit eerder in die contreien gezien, maar Smid zag ze nu wel op zijn pad, onophoudelijk en steeds monsterlijker in omvang. De spreekwoordelijke gekte ging langzaam maar zeker met hem aan de haal. Maar…Dokkum kwam al zicht.
Het Finkumer Diep lag er niet best bij. Een boot had de strakke spiegelplaat in een luguber mijnenveld van schotsen veranderd. Smid, intussen zich meer voortbewegend als een bibberende, oude man dan een geoefende wedstrijdrijder met een missie, probeerde de obstakels te omzeilen. Hij raakte het spoor wat kwijt en belandde op een stuk dat onbegaanbaar was voor zijn houten doorlopers. Ineens botste een van de schaatspunten op een uitstekende ijskristal: er was geen houden meer aan. Een fractie later stortte Smid neer op de harde ondergrond, een ijspegel boorde zich meedogenloos in een knie. Dat kon er ook nog bij….
Smid kon wel janken. Alle energie vloeide weg. Hij bleef in dezelfde houding liggen, zich niet meer bewust van zijn moedige poging om sportgeschiedenis te schrijven. De minuten passeerden, en terwijl zijn geest naar een andere wereld was vertrokken, begon het ijs van op een afstand te kraken. Smid spitste de oren. Wat was dat voor krassend geluid? Voor hij er erg in had, zag hij twee man passeren. Schaatsers! Wedstrijdrijders! Hij moest wel mee…!
De hersenen wilden wel, de benen hadden andere plannen. Smid dwong zichzelf zijn rit te vervolgen. Zijn ijsreis was een ware kruistocht geworden waarin slechts een zaak van belang was: de finish bereiken. Hij slaagde er in. Negen minuten na de triomfantelijk intocht van Abe de Vries en Sipke Castelein strompelde Ype tussen een haag van toeschouwers door. Een ervaring rijker. Dat wel.
Een smaakmaker zonder heldenstaus.