Top-3: 1. Reinier Paping 10.59, 2. Jan Uitham 11.21, 3. Jeen van den Berg 11.23
Wedstrijd: 568 deelnemers, 58 gefinisht (10,2 procent)
Toertocht: 9194 deelnemers, 69 gefinisht (0,7 procent)
IJsdikte: 17,9 centimeter
Bijzonderheden: Koers om de zuid. Hét monster van de vijftien Tochten der tochten, dat is al af te zien aan de percentages van het aantal doordouwers dat de streep wist te bereiken. Om maar te zwijgen van de bijna elf uur die Reinier Paping nodig had om ‘rond’ te gaan langs de elf steden. Hij werd door zijn heroïsche overwinning net zo’n groot sportman als Jan Janssen en Joop Zoetemelk dat naderhand zijn geworden na hun huzarenstukje, opgevoerd in de Tour de France van 1968 en 1980. Op de voorpagina van de Leeuwarder Courant van die dag: ‘Het karakter van de twaalfde Elfstedentocht: slopend van het begin af. Legio is het aantal uitvallers, groot is het aantal gewonden. En dat aantal nam met het uur toe, toen de wind opstak en de banen onderstoof’. Oftewel: het slagveld van de ongelijke strijd tegen de elementen, maar ook met het barbaars slechte ijs op grote delen van de route dat gaandeweg de dag onder een dik pak sneeuw kwam te liggen. ‘Alleen de zeer sterken hebben in deze Elfstedentocht een kans gehad’, concludeerde een van de vele verslaggevers van dienst bij de Friese krant destijds.
De hel op aarde. Parijs-Roubaix op ijs, en dan nog erger dan de natste of de droogste editie van die bij tijd en wijle onmenselijke wielerkoers. Dodelijk zwaar, moordend lang en klimatologische omstandigheden die zelfs de meest sadistische weergod niet uit zijn mouw had kunnen schudden: de gruwelijkste ingrediënten hielpen mee deze januari-reis op schaatsen tot in lengte van jaren aan te merken als de meest legendarische kruistocht, na de bijbelse vertelling. ‘De gezichten en truien waren reeds wit berijpt als was het een optocht van kerstmannetjes’, signaleerde een reporter al een uur nadat de menigte van bijna 10.000 schaatsende mannen en vrouwen hun weg hadden gezocht naar het zuiden. Geen wonder dat er in de loop van de dag een tsunami aan bevriezingsgevallen door de provincie rolde. Bevroren ogen, oren, vingers, tenen en, niet onverwacht, tientallen slachtoffers van sneeuwblindheid, de misère hield niet op.
Illustere gesneuvelden in de beginfase van het gevecht waren er voldoende: te Sneek verliet Jan van der Hoorn, de winnaar van 1947, het ijs. Bang geworden door de verraderlijke scheuren die als gevolg van de stuifsneeuw nauwelijks waren te ontdekken en dus niet te ontwijken, riep hij bij zijn afscheid: ‘Ik heb een vrouw en zeven kinderen en ik doé het niet meer’. Waar de Zuid-Hollander de witte vlag hees, liet Libbe Kerstma zijn stempelkaart nog als eerste passant bedrukken. In IJlst – toeval of niet; zijn woonplaats – veranderde zijn heldenrol in die van een figurant, omdat hij opgaf.
‘Dit is moardzjen’, kakelde hij ontgoocheld rond de klok van kwart over zeven ’s morgens bij zijn Waterloo. Moorddadig vond hij de onderneming. ‘Voel je je niet goed?’, vroeg moeders verontrust. ‘Ik voel me geweldig, maar ik doe het niet meer. Ik ga niet verder’, luidde zijn antwoord, terwijl hij in de menigte opging. Kennelijk niet genezen van de gekte die de Elfstedentocht in hem had ontketend, stond hij een etmaal later gewoon weer aan de start van de Elfmerentocht, als een van de dertien of veertien inschrijvers….
Sloten? Dat werd het eindpunt voor Heerenvener Hylke Speerstra. Bij de controle van IJlst legde hij als koploper zijn deelnemerskaart neer, maar een bevroren oog dwong hem tot uitstappen. Over de eersten gesproken; Johan Weerman kende een heuse Le Mans-start in Leewarden. Hij vertrok als een raket van het startpunt naar het Van Harinxmakanaal, waar de schaatsen werden aangetrokken. Zijn haastige spoed deed hem geen goed: in de buurt van Sloten kukelde Weerman ongenadig hard tegen de bevroren plaat. Rond acht uur had de trein hem alweer afgeleverd op station Wolvega, niet ver van zijn woonplaats Steggerda. Een groot deel van de winterse pelgrims dat dapper – en tegen beter weten in – knokte en niet voor een uur ’s middags in Woudsend (op een steenworp van het Slotermeer) arriveerde, kon huiswaarts. Het Elfstedenbestuur liet zich leiden door de toenemende wind en het gegeven dat rijders nooit meer op tijd Leeuwarden zouden aandoen. Enkele duizenden schaatsers werden zo vroegtijdig en al dan niet terecht een illusie armer.
Nee, de wedstrijdmannen trof dat lot vanzelfsprekend niet. Die joegen rond dat uur allang op roem in de kop van Friesland. De uitblinker heette Reinier Paping, een 31-jarige sportleraar uit Ommen. Hij durfde het aan even voor Witmarsum de medekoplopers te verlaten om over de Noord-Nederlandse Noordpool solo de schaatshemel op te snorren. En hij slaagde in die opzet, want aan de streep bleek hij uiteindelijk een goede 22 minuten voorsprong bij elkaar te hebben gescharreld op een onverzettelijke Groninger veeboer (Jan Uitham) die op zijn beurt de lepe, Heerenveense onderwijzer Jeen van den Berg, Elfstedenwinnaar van 1954, de baas was.
Ere wie ere toekomt. Maar verdienden niet alle 127 ‘overlevenden’, en de 9635 kandidaten voor het felbegeerde kruisje, de titel HELD van de HEL?
De verhalen over de kampioenen van de race zijn genoegzaam bekend en leven voort in de herinnering van velen. Die van de onbekende ijs-infanteristen belandden veelal als verdwaalde schapen op een eindeloze, witte weide. Gedoemd om voorgoed vergeten te worden. Gelukkig bleven er hartverscheurende flodders bewaard.
Zoals die van de drie broers Gunter (Haarlemmermeer). Zij reden de tocht gedrieën, totdat een van het trio tussen Franeker en Ried werd achtergelaten. De andere twee maakten melding van hun verloren broer in Sint Annaparochie, wat de bemanning van een EHBO-post ogenblikkelijk deed besluiten naar hem te gaan speuren. De zoekactie was vergeefs, de vermiste rijder werd nooit getraceerd. Naar verluidt kwam de Noord-Hollander de dag erop weer boven water, toen een onbekend gebleven automobilist meldde dat hij een rijder een lift had aangeboden in zijn auto.
Op het traject tussen Tergracht en Bartlehiem stuitte een bromfietser op een man met schaatsen aan die van voren nauwelijks wist of-ie van achteren nog leefde. Het enige wat hij wilde: doorgaan tot in Leeuwarden, een missie die met geen mogelijkheid zou zijn geslaagd. Bij de Eerste Hulp in Bartlehiem belandden een kerel wiens knie doormidden was gescheurd, en een avonturier die zo onderkoeld was dat praten een utopie bleek. In gebarentaal probeerde hij de verzorgers ervan te overtuigen dat zijn schaatstrip niet in hun tent zou eindigen, maar stevige handen weerhielden hem ervan.
Tot slot van deze aflevering op Schaatsen.nl toch nog een kleine voetnoot over de sterkste der sterken, Paping. Deze zoon van ouders uit Dedemsvaart met een manufacturenzaak (huishoudelijke apparatuur), geboren op 18 februari 1931 in Avereest, was getrouwd met Joke van Leerzum, zo vertelde de Leeuwarder Courant van zaterdag 19 januari 1963. Een troost voor alle huiszoekende jongeren anno 2025: ook Reinier kon in die dagen geen woning krijgen. Daarom had hij een zomerhuisje betrokken op de Besthemerberg in Ommen.