Eenentwintig rondes lang leek Bergsma op weg naar een tijd onder de 12.50. Zelfs het baanrecord van Sven Kramer leek binnen handbereik te liggen, maar met een matig slot kwam hij uit op 12.57.71, waarmee hij tweede werd achter zijn ploeggenoot Bob de Jong.
“Ik reed een heel goede rit”, vertelde hij. “Tot vier ronden voor het einde.” Bergsma vond het moeilijk om te benoemen waar het mis ging. “Ik reed wel maximaal, maar toch ontspannen. En op een bepaald moment ging het minder, maar toch hield ik mijn rondetijden nog laag”, legde hij uit. “Je wil hem altijd afbouwen tot het einde toe, maar misschien had ik het rustig moeten laten oplopen, dan had ik misschien minder verloren.”
Bij het slot van de race speelde niet alleen de fysieke vermoeidheid een rol, maar ook zijn hoofd. “Je wordt naar het einde toe onrustig. Iets te gretig misschien”, vermoedde Bergsma.
Na zijn rit was hij helemaal leeg. Uitgeput zakte hij op een kussen in de binnenbaan van Thialf. “Ik keek helemaal scheel. Ik moest echt even bij zinnen komen.” Toen moest De Jong nog rijden. Het kwam voor Bergsma niet onverwacht dat de ervaren stayer sneller was. “Ik zag het wel aankomen.”
Het stak hem dat hij De Jong zoveel ruimte gunde in zijn schema. Met een verslagen blik in de ogen haalde de BAM-rijder zijn schouders op. “Ik ging voor goud en niet voor zilver.”