Dat drietal maakte deel uit van een kopgroep van zes man, die heel lang aan het elastiek leek te bungelen bij het peloton. De zes – met ook Ruud Aerts, Ralf Zwitser en Robert Bovenhuis – kwamen niet dichterbij de staart, maar werden ook niet bijgehaald door de kop. Pas in de slotfase werd het gat naar het peloton gedicht, vooral door de impulsen van eerst Gary Hekman en later Peter van de Pol. Op negen ronden was de ronde voorsprong een feit.
De zes mochten vijf ronden lang strijden om de winst. Ralf Zwitser gooide de knuppel in het hoenderhok, maar Jorrit Bergsma was de man die uiteindelijk profiteerde. Hij klopte in de sprint zelfs de erkend snelle Ingmar Berga, die op de streep zelfs Vreugdenhil nog moest laten voorgaan.
Dat was een verrassende ontknoping op een avond waarop er kansen lagen voor de echte sprinters. Immers, Arjan Stroetinga was er niet bij in Enschede. De kersverse Nederlands kampioen kreeg rust, en dat leek het pad te effenen voor mannen als Karlo Timmerman, Ingmar Berga, Geert Plender en Crispijn Ariëns.
Maar van dat kwartet kwam eigenlijk alleen Berga in het stuk voor. Hij zat van meet af aan in de kopgroep die ontstond na de laatste serie tussensprints. Aanvankelijk was dat zelfs een zevental, met ook Sandor Stuut, maar hij viel onderweg af.
Voor de sprinters leek het voortbestaan van die kopgroep een gemiste kans, maar feit was dat de prioriteiten van potentiële kanshebbers ergens anders lagen. SOS Kinderdorpen mikte op Rob Hadders, met het oog op het klassement. En om dezelfde reden nam DHW/Power-Play niet al te veel risico voor Crispijn Ariëns. Die laatste werd uiteindelijk de grote winnaar als het gaat om het leiderspak. Ariëns vergrootte zijn voorsprong met dertien punten tot liefst 25 punten. "Mooi, nu kan ik tenminste iets lijden als er eens iets gebeurt", concludeerde Ariëns.
Jorrit Bergsma was minstens zo tevreden. De Fries – met voor het eerst sinds de derde wedstrijd in Utrecht ook tweevoudig wereldkampioen Bob de Jong weer aan zijn zijde – gaf al voor de wedstrijd aan weer blij te zijn met ’gewoon’ een wedstrijdje over 125 ronden. "Die mass-start van een dag eerder was het toch ook niet helemaal. Maar twintig rondjes, waarin je nauwelijks iets kunt doen. Dit was gewoon weer leuk."
Bergsma zag met genoegen de ontwikkelingen rond de kopgroep aan, en was blij met de hand- en spandiensten van andere ploegen om de groep rond te krijgen. Eenmaal met een ronde voorsprong op zak, trok Bergsma zijn plan. "Ik wist dat er naar mij gekeken zou worden als het op de sprint aankwam, daarom was het zaak de boel bij elkaar te houden. Ik wist dat Aerts en Zwitser (ploeggenoten bij Wadro, red.) zouden aanvallen, dus die moest ik pareren. Dat lukte, en in de sprint had ik voldoende snelheid om het af te maken."