Natuurlijk is alle spanning weggevloeid die ze in de dagen, uren en minuten voorafgaand aan het eerste examen in dienst van Team Albert Heijn Zaanlander voelde toenemen. Zenuwen, daar heeft toch iedereen last van voor een belangrijke wedstrijd, stelt ze, nog wat na huppelend van het ene op het andere been in de mixed zone van Thialf. “Ik vond het in elk geval erg spannend, omdat ik vorige seizoenen gewend ben geweest aan meer ijsuren dan ik tot dusver heb gehad. In plaats van te schaatsen zijn we met het team heel lang naar Italië op trainingskamp gegaan, en heb ik ontzettend veel geskeelerd. Mijn gevoel zei altijd dat ik veel op het ijs zou moeten staan. Mijn coach, of beter mijn coaches, Jillert en Arjan Samplonius, bestreden dat.”
Dat dus, het heeft haar zo nu en dan uit balans gebracht. “Oh ja, ik kreeg ook nog last van een ontstekinkje aan mijn voet, als gevolg van het vele inlinen. Ik heb even getwijfeld. ’t Zal straks toch wel allemaal goed gaan? Dat vroeg ik me af.”
De zorgen kunnen overboord, Conijn is geslaagd en zelfs met een totaal andere routing. Bij Jac Orie werd er geskeelerd; nooit langer dan in blokjes van tien minuten. “Ik kwam op de eerste training van deze ploeg en werd succes gewenst met het anderhalf uur skeeleren. Hoe zouden we dat indelen? Nog voor ik het me afvroeg, waren we onderweg. Binnen tien minuten was ik de rest kwijt, hadden ze me eraf gereden. Het parcours bevreemdde me al: wat zouden we doen zodra er een zebrapad lag, en er reden overal auto’s. Ik was net een bambi tussen die ervaren skeeleraars. In het begin vond ik het knap eng, zo op de openbare weg. De anderen waren superbehendig, die sprongen zo even door het gras. Nou, dat zie je mij niet doen hoor, was mijn gedachte wanneer ik dat zag.”
De circustaferelen wenden, en Merel kreeg het ook aardig onder de knie. Ze verbeterde met de dag, kon zo de lastige periode in haar topsportbestaan (door een calciumtekort ontstond botontkalking, wat een enorme schok tweeg bracht, red.) wat achter zich laten en focussen op de nieuwe uitdagingen. “Het raakt me nog wel, daarom wil ik er niet te veel meer over kwijt dan dat ik schrok wat er met mijn lichaam kon gebeuren door er een paar maanden niet goed op te letten. Gelukkig heb ik het overwonnen.”
Waarvan akte in de Heerenveense ijstempel. Ellende van je afschudden kan inderdaad betekenen dat je beter presteert, in het geval van Merel: harder schaatsen. “Ik hoop dat het hierna ook gebeurt.” In het gezelschap van Anema gedijt ze in elk geval, terwijl ze zich niet heel uitvoerig had verdiept in de methode van werken die de Friese fysiotherapeut aanhoudt. “Dat verbaasde hem, ja. Ik koos puur op mijn gevoel voor Albert Heijn Zaanlander, wilde gewoon op gesprek en zou het dan zien wat het zou opleveren. Ik stelde weinig vragen. Trouwens, het hele gesprek was bijzonder. Jillert zat alleen grappen te maken en aan allerlei vreemde liedjes te refereren. Aan het slot was mijn enige idee: ik voel me er goed bij.” Wat het precies is dat me aanspreekt? De nuchtere visie van gewoon trainen, trainen en trainen, in een relaxte sfeer.”
Al die arbeid is geresulteerd in een tweede positie van de ranking, een dikke drie seconden achter teamgenote en de tot kopvrouw gebombardeerde Marijke Groenewoud: 4.02,31 om 3.58,87. Er kan straks nog een vrouw in het lichtgroen mee naar Nagano en Beijing voor de eerste wereldbekers (Elisa Dul, 4.03,34), plus Sanne in 't Hof (4.02,62) van Essent én op dit moment nog Antoinette Rijpma-deJong, die als nummer vijf de wedstrijd besloot in 4.03,74. Zij moet echter vrezen voor haar stek, aangezien Joy Beune niet heeft meegedaan door ziekte en vast aanspraak zal maken op een aanwijsplek.