6.06,72. Dat is een dijk van een tijd op het WCKT, de eerste belangrijke afspraak van het seizoen – want er liggen startbewijzen te wachten voor de wereldbeker. Chris Huizinga had het zo kort na zijn knappe race, waarin hij vooral in de vier laatste slotronden vrij hardhandig aan de gashandel trok, vrij snel helder hoe hij tot de opmerkelijke prestatie was gekomen. Vooropgesteld: het plan was om onder de 6.10 te duiken.
“Tijdens de training proberen we ook dit niveau na te bootsen. Dat is een kwestie van binnen-buiten rijden, de kap van je pak over je hoofd en dan voel je al gauw de rondetijden aankomen. In de training reed ik onlangs al 6.11 (26 oktober). Als je de opbouw van die rit bekijkt, zie je dat ik van hogere rondetijden naar lagere ging. Dus dacht ik: als ik ’m nu wat vlakker houd, blijft er aan het einde meer marge over. Ik moet zeggen dat er nog ruimte in het schema zit. Ik reed nu ergens een ronde 29,4 die net zo goed een 28’er had kunnen zijn. Dat is al een halve seconde.” Hij reconstrueerde snel zijn optreden. “Oh, en de ronde ervoor had ik ook nog drietienden kunnen pakken. Kortom, er zit zeker een seconde winst in.”
Wie de 27-jarige noorderling in Thialf zag excelleren, zal beamen dat het geen grootspraak was. In de wetenschap dat hij zijn voormalige toptijd op ’s werelds snelste ijsbaan (Salt Lake City) neerzette in januari van dit jaar, heeft het er alle schijn van dat Huizinga succes kan hebben in een poging bij de besten van de schaatsplaneet aan te sluiten.
“Nou, ik heb verleden jaar al een heel grote stap gezet, want ik ging van 6.20 naar 6.11. Nu verbeter ik me opnieuw. Daarom denk ik dat het fundament dik in orde is, in vergelijking tot vorige winter. Het is allemaal steeds een kwestie van voortdurend de basiselementen uitbouwen: techniek, fysiek en mentaal. Volgens mij is nu alles erg goed. Vooral mijn schaatsen is technisch heel stabiel. Ik heb lang geskeelerd, tot en met de senioren, totdat ik bij een ploeg belandde waar dat minder gebeurt. Die slag werk ik er meer en meer uit door goed te schaatsen. Wanneer ik tegenwoordig ga inlinen, doe ik dat op een schaatsslag. Het is aanpassen geweest. Afleren is altijd moeilijker dan aanleren, hè. Maar de aanhouder wint.”
De andere namen die met Huizinga de World Cups in elk geval van Nagano en Beijing zullen opzoeken, zijn allerminst verrassend. Beau Snellink (6.10,82), Jorrit Bergsma (6.13,46), Marcel Bosker (6.15,45) en Marwin Talsma (6.16,40) vormden de resterende vier van de top-5. Voor Talsma, van Team FrySk, wordt het echter de komende dagen spannend, aangezien er nog een zekere Patrick Roest in het geding is. De beste Nederlander op de langere afstanden ontbrak in Heerenveen als gevolg van een kleine ingreep aan een verstandskies met onverwachte napijn. Grote vraag is nu wat de Selectiecommissie zal besluiten: moet Roest een aanwijsplek krijgen? Dat verdict wordt pas maandag bekendgemaakt.
"Patrick is een grote naam en die kan natuurlijk ongelooflijk hard rijden. Als hij fit is, laat hij dat ook zien. Alleen het is afwachten hoe fit hij zal zijn over een paar weken. Daar moeten degenen die hem aanwijzen wel goed naar kijken. Ik heb er geen invloed op. Wat ik moest doen, is me gelukt: de race rijden die ik in gedachten had", aldus Talsma. "Er zit een stijgende lijn in. Daar ben ik blij mee."