Het experiment in Oberstdorf werd zonder opgaaf van redenen in het Announcement van de wedstrijd aangekondigd en kwam er op neer dat niet alle juryleden álle aspecten van een kür beoordelen. Naar die redenen kunnen we alleen maar raden, maar het lijkt waarschijnlijk dat de ISU een poging wil ondernemen om de waardering van de presentatie van de kür, samengevat in vijf program components, onafhankelijker te maken.
Deze program components waren bedacht om meer detail in de scores voor de presentatie aan te brengen, immers in het oude 6.0-jurysysteem was er maar één score voor. De rijders zouden dan meer inzicht krijgen in waar zij aan moeten werken: sommigen kunnen nu eenmaal beter op muziek schaatsen, terwijl anderen geboren performers zijn.
Tezelfdertijd bedacht de ISU dat waarderingen niet te veel mochten afwijken van elkaar: een gemiddelde afwijking van een jurylid van meer dan 1.50 op de components van een rijder leidt mogelijk tot een assessment, oftewel een negatieve aantekening voor dat jurylid. Dit had als gevolg dat het merendeel van de juryleden angstvallig vasthoudt aan een soort totaalindruk van de rijder en dat vervat in een ‘clusterwaardering’ van de vijf components.
Dit zien we goed in beeld gebracht bij de waardering van Michal Brezina vorig jaar tijdens Skate Canada. De omcirkelde scores zijn gegeven door yours truly, in een poging elk component op zijn eigen waarde in te schatten. Het jurylid in kolom vier loopt nog een klein beetje in mijn denkproces mee, maar de rest vertoont slechts minimale afwijkingen in de vijf components onderling.
De tweede scorelijst van Michal Brezina is die van de Nebelhorn Trophy van dit weekeinde. We zien dat elk jurylid nu een kleiner stukje werk heeft gekregen in plaats van zoals in Skate Canada, waar elk jurylid zowel de uitvoering van de technische elementen als alle vijf de program components moest intoetsen.
Sommige juryleden moesten geen enkel component beoordelen, anderen één of drie, maar dan geen elementen. Toch zien we bij alle juryleden nog steeds een ‘cluster’ in de waardering: weinig afwijkingen van scores op verschillende components.
Verder worden in totaal maar vijf scores per element en component meegenomen maar daar zijn wel twaalf juryleden aan bezig. Op zijn minst een erg inefficiënt proces en de einduitslag lijkt bijna at random bepaald.
Afgezien daarvan is de vraag of het behapbaar is voor juryleden om twee componentonderdelen van een kür te ‘vergeten’ en deze niet onbewust toch te verdisconteren in de components die wel gescoord moeten worden. Wat meer en meer ontbreekt is het totaalplaatje dat je als jurylid van een rijder hebt.
Wat mij betreft is de oplossing als volgt: drie tot vijf juryleden die alleen technische elementen beoordelen, drie tot vijf die alleen de programma components beoordelen, maar dan in versimpelde vorm: Schaatsvaardigheid (=Skating Skills), Compositie (=Transities + Choreografie) en Uitvoering (=Performance + Interpretation). Dan wordt de sport misschien weer wat mooier en minder ingewikkeld voor de toeschouwers.
Jeroen Prins is ISU-jurylid, ISU-scheidsrechter, ISU Technisch Controller bij het solorijden en paarrijden en commentator bij Eurosport.