We beginnen met zeuren. Op drie: het slechte ijs waar we als een stel dronkenmannen overheen moeten zwalken, terwijl dat niet hoeft. De veelgeprezen Weissensee, waar het ijs er meer en meer van veraf lijkt te zijn ingesmeten, is het amfitheater geworden voor een stel dolle stieren die marathonschaatsers heten. Rijden doen ze toch wel, zullen ze wel denken. Norbert Jank doet zijn best, maar die finishstraat moet blijkbaar twee weken lang en 200.000 schaatsers verder nog steeds op dezelfde plek blijven liggen. De beelden van de Alternatieve Elfstedentocht spreken voor zich: dit gaat nergens meer over. Een beetje gezond verstand zou de EHBO een hechting of vijfhonderd schelen.
Op twee: de titel van Lisanne Soemanta. Eh, de titel die ze niet kreeg. Voor het oog van heel Nederland zo’n fatale blunder maken, is pijnlijk, maar de kinderachtige reactie van de jury op de protesten en het disrespect dat daaruit spreekt voor sporters die alles geven voor een topprestatie, is ronduit stuitend. Voor straf moet de jury een jaar lang het trainingsprogramma van Soemanta draaien en vervolgens bestolen worden van iets wat ze toekomt. Zodat ze leren ‘in de geest van de wedstrijd’ te jureren.
Op één: de veelbelovende toekomst van het marathonschaatsen. Spektakel, wervelende spurts, moderne en snelle topsport. De driedaagse moet een experiment zijn, waaruit we wellicht facetten kunnen implementeren in het huidige format. Wat dan zo’n facet is uit deze ongeïnspireerde bagger, is mij een raadsel. Het langdradige programma? De niet te volgen, gekke wedstrijdformules? De totaal ondoorgrondelijke puntentelling? De promotie voor het evenement, waardoor welgeteld dertien toeschouwers langs de baan stonden?
Goed nieuws is er ook. Een ongekend mooi marathonjaar, met alles erop en eraan. Een selectie is lastig te maken, maar op de derde plaats zet ik de organisatie van de natuurijs Grand Prix in Zweden. Alles in het teken van de topsporter. Een geveegde baan bijvoorbeeld, met fijn ijs. Een verademing. Ook mooi aan Zweden: het schaatsen begint er steeds meer te leven en het komt - van de buitenlandse schaatslocaties - het meest in de buurt van de Nederlandse beleving. Grote meren, hele families op het ijs en koffietentjes langs de baan. De wedstrijd in Zweden is een parel in de wedstrijdkalender.
Op twee, de Ronde van Skarsterlân. In een levenloos, verlaten zeildorp reed een klein peloton bikkels zich helemaal aan gruzelementen in een sneeuwstorm. Zelden zulke brute beelden gezien van een sportevenement. Dat schaatsen op natuurijs helemaal niet romantisch is, was daar te zien. Windkracht vijf dwars door je winterjas, geen toeschouwers, sneeuwduinen, valpartijen, omvergeblazen verzorgers, een huldiging van twee seconden voor één fotograaf en als troost anderhalve minuut sportjournaal. Nederlands natuurijs maakt niet altijd van alles los bij de massa, maar toch gewoon alles geven. Dat is werkelijk topsport. Zonder het oog van de hele wereld, maar blijkbaar puur voor jezelf. Marathonschaatsen at its finest.
Op één, dan toch, de suprematie van Die Ene Ploeg. Ze zijn de besten, hoe graag ik ook anders zou schrijven. De mooiste overwinning? Misschien wel die van Ingmar Berga op het NK marathon. Er was nog één groene over in de kopgroep, en op basis van individuele kwaliteiten maakte hij toch het verschil. De meeste publiciteit, de meeste overwinningen, rücksichtlose een-twee-dries. BAM, BAM, BAM, vol in ons gezicht.
Geert Plender is marathonschaatser bij Team Van Werven.