Afgelopen week schrok ik wakker en voor ik het wist stond ik naast mijn bed. Zonder lenzen drukte ik mijn hoofd tegen de voorkant van de radiowekker, zodat ik de rode cijfers 03.34 kon aflezen in het display.

Verdorie, het seizoen is nog niet eens begonnen en de angst heeft mij nu alweer in zijn greep. Ik moest op zoek, ik moest ze hebben, ik moest direct weten waar die kleine rode dingen zich ophielden. 

Ik weet het nog precies. 2006 Zweden. Het was een koude zaterdagochtend in Borlange. Het was kouder dan voorspeld. Met het meest omvangrijkste peloton sinds jaren, van maar liefst vijftien dames, reden we op een gigameer, waar een rondje van vier kilometer uit was gezet. Na een aantal ronden gereden te hebben, werd er omgeroepen dat er een dame zonder transponder reed. Ik dacht nog; hoe dom kun je zijn?

De mededeling van de jury vanaf de quat was dat Jolanda Langeland geen transponders om had. Ik dacht nog eens; hoe dom kun je zijn? Wat? Ik? Geen transponders? Hoe is het mogelijk? Ik voelde aan mijn enkels en de waarheid van "hoe dom kun je zijn" bleek ineens te kloppen. Einde koers, veel gesnotter, terug naar huis!

De diagnose "transponderangst" was geboren. Behandeling was onmogelijk, het bleek een zeldzame vorm te zijn. De angst uitte zich jarenlang in de dag voor de wedstrijd en op de wedstrijddag zelf. Minimaal 24 uur voor een wedstrijd werden de elektronische enkelbandjes bevestigd rond mijn enkels en zat ik op het werk met die dingen weggestopt onder mijn broek. Niemand die het wist. 

Boven op zolder vond ik ze, vastgenaaid aan mijn snijvaste sokken, mijn snijvaste sokken vastgezet aan mijn schaatsschoenen. Vast zitten ze, hartstikke vast. Nooit, maar dan ook nooit meer zal ik de kleine rode dingen vergeten. De wekker stond op 03.36 uur. Het is 2012 en ik weet dat ik genezen ben.