Het gezicht van Crispijn Ariëns was verwrongen, de ogen stonden hol, en weet van wat er om hem heen gebeurde leek hij amper te hebben. De Brabander was op de Reschensee dieper gegaan dan ooit, maar incasseerde daarvoor wel de maximale beloning. Niet alleen de dagzege, maar ook het leiderspak in de Grand Prix. Dat heroverde hij op ploeggenoot Durk Fabriek.
"Dit is niet normaal meer", verzuchtte Ariëns, terwijl de woorden slechts met moeite over de lippen kwamen. "Dit was zo ontzettend zwaar. Ik weet niet waar ik het allemaal nog vandaan heb gehaald, maar nu ben ik echt helemaal kapot." Hij wist nog wel waar het aan lag. "Die wind jongen, die wind sloopt je. Als je de wind tegen had en je liet een paar slagen lopen, dan ging je bijna achteruit. Ongelooflijk."
Samen met Jens Zwitser had hij de elementen bevochten, voordat ze uiteindelijk op de streep elkaar mochten bevechten. Zeventig kilometer lang zwoegden Zwitser en Ariëns met z’n tweeën over het ijs van de Reschensee, waar een lus van net iets meer dan tien kilometer lag. En het respect voor zijn medevluchter droop er bij Ariëns vanaf. "Zwitser reed zo onvoorstelbaar hard. Ik ws echt al blij dat ik kon bijblijven, maar ik heb mezelf gedwongen steeds weer mijn kopwerk te doen. Maar ik voelde elke ronde dat ik steeds meer kapot ging."
De twee waren zonder twijfel de sterkste mannen in een koers die, net als een week eerder op de Weissensee, al vlot uitdraaide op een slagveld. Veel schaatsers stonden voor de eerste honderd kilometers erop zaten alweer langs de kant. Onder hen ook Rick Smit, die samen met Durk Fabriek leidde in de Grand Prix. "Drie keer hard gevallen en daarna was het echt helemaal op", liet de balende Smit weten. "Ja, ik ben er echt ziek van. Dit waren de omstandigheden voor mij. Maar het ging gewoon niet meer."
De ploeg van Van Werven – vijf man sterk aan de start – had op dat moment alleen nog Gary Hekman in koers, maar ook de Gramsberger moest afstappen. Fysieke problemen nekken hem de laatste weken, en dat is uitermate beroerd. Hekman mocht zich troosten met de gedachte dat hij niet de enige was. De een na de ander ging naar de kant, gesloopt door de Reschensee. Even had het er zelfs alle schijn van dat geen tien rijders de koers zouden voltooien, maar dat gebeurde gelukkig wel.
"Het is bizar hier", verklaarde Ariëns. "We hebben onderweg echt alle weersoorten meegemaakt. Zon, harde wind, sneeuw, een soort hagel. Soms leek het om de honderd meter wel anders te zijn. Zoiets heb ik echt niet eerder meegemaakt."
Achter het leidende tweetal was de chaos groot. Achter hen waren nog sterke mannen in koers als Peter van de Pol, Martijn van Es, Jan van Loon, Ruud Aerts en Jan Maarten Heideman. Maar ook zij waren verbrokkeld en de voorsprong van de koplopers groeide.
Op het moment dat die twee minuten was, wist Ariëns genoeg. "Dat gingen ze niet meer goedmaken. En Jens Zwitser wist het ook. 'We rijden samen naar de streep en dan zien we wel', zei hij. Dat hebben we gedaan." Op het laatste rechte eind, tegen wind, plaatste Zwitser nog een demarrage. "Logisch", vond Ariëns. "Dat was zijn enige kans. Hoe dichter we bij de streep kwamen, hoe groter mijn kans werd. Ik moest echt alle zeilen bijzetten, maar ik kon weer terugkomen bij Zwitser en vanaf dat moment wist ik dat deze koers voor mij was."
Zo ging het. Een echte sprint was het niet eens. Zwitser gooide al vlot de handdoek in de wetenschap dat hij de jonge hond Ariëns deze dag niet ging kloppen. De Brabander uit Wolvega was deze dag ijskoud de beste. "Jammer dat Jan van Loon in de achtervolgende groep met Peter van de Pol nog viel, anders hadden we misschien twee man op het podium gehad. Maar dit is ook mooi."
Foto: Neeke Smit