Het hoogtepunt uit zijn loopbaan als inlineskater? Daar hoef je René de Klein niet eens naar te vragen, hij komt er spontaan mee op de proppen: het EK in Sankt Moritz, september 2017. Daar won hij zilver bij de mannen-50+. Met dank aan skeelercrack Elma de Vries, maar daarover straks meer. Sankt Moritz dus, in de Zwitserse bergen.

“Een memorabele wedstrijd onder barre omstandigheden. IJskoud, sneeuw, hagel en regen. De mooiste wedstrijd die ik ooit gereden: ontzettend zwaar, levensgevaarlijk, dus al je skills waren nodig. Zonder grip en met amper zicht gingen we met bijna 70 km/uur downhill. We kwamen onderkoeld aan. Na de finish heb ik eerst een kwartier zitten shaken voordat ik mijn veters loskreeg. Pas later hoorde ik dat ik tweede was geworden in mijn categorie. Een droom kwam uit. Hoe gelukkig kun je zijn?”

Masters van het IJs heet deze serie, maar vandaag laten we een Master van het Asfalt aan het woord. Inlineskaten of skeeleren is immers een van de zes disciplines, naast het schaatsen op natuurijs, waarvoor de KNSB zich sterk maakt. Amersfoorter René de Klein is een inlineskater pur sang. Op het ijs begeeft hij zich alleen als Moeder Natuur dat gevormd heeft. “In een hal rondjes schaatsen, dat is voor mij niet weggelegd. Maar als er natuurijs ligt, kun je me vinden op het Veluwemeer. Dat is voor mij puur genieten.”

René de Klein staat op de start in Berlijn
Gretig bij de start van de marathon in Berlijn. | Foto: eigen foto

Hoe en wanneer ben jij in het inlineskaten gerold?
De Klein: “Dat is rond 2000 geweest. Ik deed redelijk fanatiek aan taekwondo, heb daarin de rode band gehaald, tot het fysiek niet meer verstandig was. Ik had er al eens een kies uit laten trappen, mijn sleutelbeen gebroken en mijn knieën werden slecht. Toen heb ik voor het skeeleren gekozen, wat ik al een beetje deed. Via Skate-a-Round ging ik naar de marathon van Parijs. Een geweldige puinhoop, slecht georganiseerd, met stadsbussen die dwars door het peloton reden. Toen ik binnen was, dacht ik: mooi, dit wil ik vaker doen!

Wat is dan voor jou de charme van de skeelersport?
“Het skeeleren is stukken beter voor mijn knieën dan taekwondo: je doet een workout voor het hele lichaam. En het wereldje beviel me meteen uitstekend. Mensen gaan normaal met elkaar om, helpen elkaar, letten op elkaars spullen, vormen één grote familie. We maken voor de wedstrijd lol met elkaar. Zodra het startschot klinkt, gaat iedereen er volle bak in en probeer je elkaar de loef af te steken. Het spelletje is geweldig. En na afloop heb je het gewoon weer gezellig met elkaar.”

Je was al bijna 40 toen je wedstrijden ging rijden. Hoe ging die overgang van recreatief skeeleren naar serieus inlineskaten?
“Dat ging eigenlijk best soepel. Maar rond 2013 merkte ik dat ik het toch wat anders moest gaan doen, wilde ik meer kunnen dan alleen meerijden in het peloton. Ik heb advies gezocht bij Arnoud Mooibroek, ben iets anders gaan trainen en vijftien kilo afgevallen. Al gauw merkte ik het verschil. Ik kon ook eens op avontuur, wegrijden uit het peloton en pakte mijn podiumplekken mee. Als dat lukt, dan wordt de sport ineens veel leuker. Vorig jaar werd ik voor de tweede keer Nederlands kampioen bij de mannen-60+. Ik rij nu zo’n twintig inlinemarathons per jaar en hoop dat nog wel een poosje te blijven doen.”

René de Klein aan kop van het peloton
Op avontuur op het racecircuit van Zandvoort. | Foto: Glenn Wassenbergh

Je bent van 2017 tot 2023 voorzitter geweest van het KNSB-sectiebestuur inlineskaten. Hoe blik je op die periode terug?
“Het is goed om iets voor je sport terug te doen. Je kunt kritiek hebben op hoe zaken geregeld zijn, maar je kunt ook meehelpen het te verbeteren. Als bestuurder krijg je een bredere kijk op je sport. Je snapt beter hoe zaken in elkaar steken en soms is dat ingewikkeld. Neem de wedstrijdkalender voor het nieuwe jaar. Rijders willen graag dat die voor kerst bekend is, want dan boeken veel mensen hun zomervakantie. Als sporter heb ik die wens nu weer, zeker nu ik bij het NK een titel te verdedigen heb. Als bestuurder weet ik dat je van veel partijen afhankelijk bent, voordat je die kalender definitief vast kunt stellen. Dat kost tijd en dat snap ik als geen ander, maar toch was het fijn geweest als we nu al duidelijkheid hadden gehad.”

De Klein is uiteraard amateursporter. Zijn geld verdient hij al veertig jaar in de industrie. Momenteel werkt hij bij Flexiforce, producent van componenten voor industriële deuren, waar hij medewerkers én klanten opleidt, verspreid over heel de wereld. Hij verblijft geregeld in het buitenland en daar treft hij ook vaak vrienden uit de skeelerwereld. “Dat voelt meteen als familie.”

Je rijdt ook veel wedstrijden in het buitenland. Is het daar beter geregeld dan bij ons?
“Zeker niet. Je schrikt soms van de parkoersen, met varkensruggen als wegversperring, diepliggende putdeksels of slecht asfalt. Zelfs bij het laatste WK in Pescara viel Bart Swings, die nooit valt, door een gat in het wegdek. Bij ons zijn wedstrijden eigenlijk prima geregeld, op parkoersen die beter zijn dan in het buitenland. Voor Nederlandse rijders zou het goed zijn om vaker in het buitenland te rijden. Zelf geniet ik ervan. Afgelopen jaar nam ik voor de 25ste keer deel aan de marathon in Berlijn, de mooiste van alle inlineskatewedstrijden. Met vijfduizend man aan de start word je meegezogen in de massa. Ik ben nergens zo vaak gevallen als in Berlijn, maar vind het echt een fantastisch evenement.”

Over valpartijen gesproken: is inlineskaten niet een te gevaarlijke sport voor mannen (en vrouwen) van jouw leeftijd?
“Ik vind van niet. Het aantal keren dat ik over de kop ben geslagen kan ik niet meer tellen. Maar omdat je laag zit en dus dicht bij de grond bent, valt de schade mee. Zo lang je je skeelers onder je houdt, kan er weinig gebeuren. De zwaarste verwondingen krijg je als je over iemand heen valt die al op de grond ligt, want dan word je gelanceerd. Maar bij een gewone val loop je alleen wat schaafwonden op. Maar huid is slechts behang en die vernieuwt zich wel. Zo houd ik een jonge huid, haha.”

René de Klein omringd met kinderen van de lokale skeelervereniging.
Skeelerliefhebber De Klein wil ook de jeugd wat bijbrengen, zoals tijdens het WK in Cuba een paar jaar geleden. | Foto: eigen foto

Het sporten houdt zelfs je hele lichaam jong. Hoeveel train je en wat brengt je dat?
“Afgelopen jaar kwam ik uit op 340 trainingsuren. Maar elk uur trainen geeft mij weer twee uur energie, dus per saldo levert het me een hoop tijd op. Skeeleren houdt ook je hoofd fris. Als je aan het rijden bent, moet je je kop er goed bij houden. Je moet je balans houden en goed opletten wat er voor je gebeurt. Want voor je neus kan iemand vallen, of er zit een gat in de weg. Er is niks zo fijn om na een zware werkdag de skeelers aan te trekken, de polder in te gaan en dan je hoofd leeg te maken.

“Ik skeeler minimaal twee keer per week met SVU (Schaatsvereniging Utrecht) op de Nedereindse Berg: een mooi parkoers met een grote groep snelle rijders, mannen die ik van a tot z ken. Meestal rijd ik in oktober mijn laatste marathon, in Dijon of Berlijn, en neem dan een paar weken rust. Vanaf half november pak ik vooral de racefiets of gravelbike. Soms loop ik hard en in januari ga ik liefst weer skeeleren.”

Wat zijn dan nog je ambities als inlineskater?
“Ik zou nog wel een keer op het podium willen staan bij een EK of WK. Het is me alleen in 2017 gelukt, in Sankt Moritz dus. Dat had ik mede te danken aan wijze raad van Elma de Vries voor de stukken downhill: ‘Zitten blijven, wat er ook gebeurt!’ Die zilveren medaille van toen smaakt absoluut naar meer. Ik geloof niet dat ik gauw ga stoppen met het skeeleren. En mocht het inlineskaten ooit wat minder worden, dan zie ik mezelf nog wel wat gaan doen voor het G-skaten, voor sporters met een mentale beperking. Dat is zo’n fantastische groep mensen.”

Je bent een enorme sportliefhebber, die onder meer ook vier ultramarathons liep. Wat is eigenlijk je grootste drijfveer?
“Sport houdt me jong, ik blijf fit en slib niet dicht. Ik ben 61, maar heb een metabolische leeftijd van 48. Ik heb vier kleinkinderen en de vijfde is op komst. Als ik met hen naar een klimbos ga, zie ik opa’s en vaders vanaf de grond hun kroost aanmoedigen. Ik kan letterlijk mee de boom in. Met mijn oudste kleindochter ben ik laatst twee uur wezen paardrijden op de Veluwe. ‘Maar opa, dat kan jij toch niet?’ zei ze vooraf. ‘Jawel hoor’, zei ik, ‘zolang je het paard onder je houdt is er niks aan de hand’. Dankzij de sport ben je gewend om af te zien. Kijk naar kansen en niet naar belemmeringen. De sport houdt me fit en mijn grootste medaille is dat ik met mijn kleinkinderen nog de boom in kan.”