Vrijdagmiddag Chinese tijd, in een ijsstadion dat indrukwekkender moet zijn dan waar hij ooit zijn kunsten heeft mogen vertonen, en de plek van World Cup 2 op de langebaan. De 500 meter voor de mannen van de B-categorie zit erop. 35,52 seconden is de tijd, 11 de ranking en 10 het aantal punten voor de World Cup. Over dat laatste aspect gesproken: na de twee 500 meters die Mats van den Bos verleden week schaatste tijdens de openingswereldbeker van het seizoen, schraapte hij respectievelijk acht en negen punten bij elkaar. De Haarlemmer doet het dus per wedstrijd beter, oftewel: dat is best als een lichtpuntje uit te leggen.
Maar zo jong (19) als-ie is, zo ambitieus meldde hij zich ruim een week geleden op Schiphol nadat hij een etmaal eerder op de training werd verrast met een uitnodiging om naar Japan te vliegen. Sindsdien valt Van den Bos misschien niet direct van de ene in de andere verbazing over wat hij meemaakt; in een compleet nieuwe wereld voelt niemand zich meteen honderd procent op z’n gemak.
“Het is vooral leuk”, is zijn eerste samenvatting van tien dagen reizen, trainen, proberen te slapen en te presteren. “Die 35,5 vandaag – ik weet dat wel – is eigenlijk prima. Een opening (9,9) die oké is, maar de rit valt niet goed samen. Ik loop (of beter: schaats) voortdurend achter de feiten aan en daar baal ik van. Het is niet wat ik wil. Ik hoef echt niet te winnen, omdat ik besef dat ik dat niet zomaar doe. Iedere schaatser weet wanneer een rit klopt en wanneer dat niet het geval is. Het klopt misschien twee op tien keer. Dat is een streven. Een ding staat wel vast: het kan harder. Hoeveel? Dat is nooit te zeggen. We zullen het zien.”
Verder noemt hij zijn onverwachte trip een grote leerschool, en vindt hij het ‘supervet’ dat hij in Beijing kan schaatsen. “Ik neem alles heel goed op en ben alleen maar aan het genieten. Ervaringen voor later.” Aanpassen aan de omstandigheden: een ander land, een ander bed, het hotelleven, op dat vlak zijn er nog stappen te maken. Toch kan Van den Bos niet iets verzinnen waardoor hij volledig is verrast. “Ik hoor wel het hele seizoen al in de ploeg (IKO-X2O) dat ik een klassieke neo ben die alle bekende fouten begaat.”
De langs wandelende coach Erwin ten Hove vangt de laatste woorden op en moet lachen. “Er zit een knip in het schaatsen als het gaat om junioren en senioren. Ben je een junior, dan denk je dat het WK enorm belangrijk is, maar dat stelt nog niets voor. Zodra je overgaat naar de senioren, sta je weer op nul. Dan is het makkelijk als je veel dingen weet. In die andere wereld waarin zo’n jonge schaatser belandt en meent dat hij het even zal fixen, krijgt hij ’m gelijk om de oren. Dat geeft niets, sterker nog, het is goed om die houding te hebben, want dat hoort een beetje bij topsport”, aldus Ten Hove, die zich tot de rijder richt. “Dat doe je uitstekend hoor.” En opnieuw in het algemeen: “Donderdag reed hij geweldig op de training. Alleen lukte dat vandaag dan niet in de wedstrijd. Juist daarvoor moet je dit soort races rijden.”
Van den Bos knikt. “Mijn basisniveau is goed. Ik rijd 35,5, 35,4, 35,6. Het valt alleen nog niet samen. Om dat te kunnen, moet alles kloppen, zoals in mijn tweede 500 meter van het World Cup Kwalificatietoernooi.” “Ja”, schakelt Ten Hove wederom in, “vervolgens kwam hij hier, doodsbenauwd dat hij in zijn eerste wereldbeker zijn gebruikelijke niveau niet zou halen. Dat lukte wel, waarna hij voor de tweede 500 in Nagano niet scherp genoeg was… Dit moet hij allemaal leren: van stad naar stad gesleept worden, van tijdzone naar tijdzone, je nergens echt lekker voelen, op een baan arriveren en zien hoe het ijs erbij ligt om dan een paar dagen later een totaal andere baan te hebben. Dat zorgt ervoor dat je geen referentiekader hebt. In Thialf zijn er mensen die altijd goed rijden omdat ze gewend zijn aan de omstandigheden. Dit is een ander kunstje dat je onder de knie moet krijgen. Op den duur ontstaat het vertrouwen dat je, ondanks het ontbreken van een fijn gevoel, toch in staat bent een zeven of een acht te scoren. Daar is Mats nu mee bezig.”