Jeroen Otter (60), die net terug is van een bezoek aan Los Angeles, waar hij samen met zijn team locaties bezocht voor de Olympische Spelen van 2028, begint meteen enthousiast te vertellen over zijn rol bij het High Performance Team. In zijn rol als coach van de coaches ziet Otter het als zijn taak om zijn kennis en ervaring te delen met anderen. “Ik merk dat coaches altijd willen leren, maar ook veel druk ervaren.” Hij ziet duidelijke verschillen tussen de jonge en meer ervaren coaches. De jongere durven vaak risico’s te nemen en zijn minder terughoudend, terwijl de meer ervaren coaches geleerd hebben bepaalde valkuilen te vermijden.
Het delen van kennis is volgens Otter essentieel, omdat de rol van een coach vaak eenzame aspecten kent. “It’s lonely at the top”, een aspect dat de voormalig bondscoach als geen ander kent. “Coaches dragen vaak meerdere petten; ze zijn niet alleen verantwoordelijk voor de trainingen, maar ook voor de managementtaken en het nemen van beslissingen. Dit kan een coach isoleren van de rest van het team. Door ontmoetingen met andere coaches te faciliteren, zonder de druk van competitie, ontstaat er een ruimte waar openlijk over uitdagingen en ervaringen kan worden gesproken.”
Een belangrijke les die Otter heeft geleerd, is het belang van crossverbanden. Coaches zouden niet alleen binnen hun eigen sport moeten kijken, maar ook inspiratie opdoen uit andere disciplines. “Hoe mooi zou het zijn als coaches na de Olympische Spelen een paar maanden de tijd krijgen om met andere sporten mee te lopen?”, vraagt Otter zich af.
Hij benadrukt dat coaches minstens zes uur per week moeten investeren in hun eigen ontwikkeling, of dit nu is door boeken te lezen of samenwerkingen aan te gaan met het bedrijfsleven. Een ander belangrijk aandachtspunt is het welzijn van de coach zelf. “Zij zijn vaak zo gefocust op het optimaliseren van potentie van hun atleten, dat ze zichzelf vergeten.” Dit gebrek aan balans kan leiden tot vermoeidheid en het missen van belangrijke signalen, wat uiteindelijk een negatieve invloed kan hebben op de prestaties van hun sporters. Volgens Otter geldt dit niet alleen voor coaches, maar ook voor stafleden zoals fysiotherapeuten en voedingsdeskundigen. “Ieder lid van het team moet het optimale uit zichzelf halen om gezamenlijk tot een topprestatie te komen.”
Otter haalt ook inspiratie uit het buitenland. In Australië worden coaches bijvoorbeeld meerdere dagen samengebracht. “In Nederland komen ze vaak maar een paar uur samen, waarna iedereen weer zijn eigen weg gaat. In Australië zorgen langere bijeenkomsten ervoor dat er niet alleen op professioneel, maar ook op persoonlijk vlak een band ontstaat, wat de samenwerking ten goede komt.” In Nederland zijn de afstanden kleiner, Otter ziet mogelijkheden om die korte lijnen beter te benutten.
De oppercoach gaat daarbij nog een stap verder, waarbij hij onderscheid maakt tussen multidisciplinair en interdisciplinair werken. “Het is mooi dat een coach als een spin in het web zit van verschillende experts binnen een team, zoals de fysiotherapeut, krachttrainer en voedingsdeskundige, maar eigenlijk wil je dat deze specialisten onderling ook afspraken maken en samenwerken. Als we al die perspectieven kunnen samenbrengen en begrijpen hoe belangrijk ze zijn, kunnen we echt het verschil maken in de sport.”
Ondanks het kleine inwonersaantal van Nederland presteert het land goed in de topsportwereld. “We staan op plek zes in de medailletelling en zelfs op plek vier bij de Paralympische Spelen. Dit laat zien dat Nederland efficiënt omgaat met de beschikbare middelen.” Een van de sleutels tot dit succes is volgens Otter het investeren in educatie. Hij pleit voor een structurele opleiding voor coaches in Nederland, vergelijkbaar met een hbo-opleiding. Dit zou de oefenmeesters helpen om niet alleen technische vaardigheden te ontwikkelen, maar ook competenties die hen in staat stellen beter samen te werken.
Als Otter terugblikt op zijn tijd bij de KNSB, is hij vooral blij met de veranderde mentaliteit binnen het Nederlandse shorttrack. Waar vroeger het idee heerste dat Nederland nooit kon winnen van grootmachten als Zuid-Korea en Canada, heeft Otter dit met zijn team weten om te draaien. “Wij hebben de atleten laten geloven dat ze kunnen winnen van de besten ter wereld. Dit zorgde voor een cultuurverandering.”
Deze prestatiecultuur is volgens Otter een van de belangrijkste erfenissen van zijn tijd als bondscoach. “Het is mooi om te zien hoe Nederland nu wereldwijd wordt erkend als een belangrijke speler in het shorttrack. Het doet me goed dat er een nieuwe generatie coaches staat die zowel oog heeft voor wat wij hebben opgebouwd, als de ambitie heeft om het verder te verbeteren.”
De voormalig bondscoach heeft ook volop genoten van de multidisciplinaire samenstelling van TeamNL tijdens de afgelopen World Cups op de langebaan in Azië. “Natuurlijk vallen namen als Suzanne Schulting, Angel Daleman en de vorig jaar naar Reggeborgh overgestapte Jenning de Boo direct op. Maar ook coach Dave Versteeg en vele andere schaatsers die met een multidisciplinaire achtergrond, zowel vanuit de marathon, het inlineskaten als het shorttrack zeer goed presteren. Het is mooi dat de KNSB deze aanpak ondersteunt.”
Hoewel Otter niet uitsluit dat hij ooit weer een directe rol zal spelen in het begeleiden van atleten, geniet hij nu van zijn huidige rol. “Ik vind het geweldig om van een afstand te kunnen zien hoe de shorttracksport zich blijft ontwikkelen. Het is een prachtig hoofdstuk geweest. Nu ben ik bezig met een nieuwe.”
Terwijl Otter snel doormoet naar zijn volgende afspraak, sluit hij af met een advies, dat zijn intrinsieke motivatie en gedrevenheid om te blijven presteren treffend blootlegt: “De dag dat je even achteroverleunt en denkt: het zit wel goed, dan ga je eraan. Ik zeg altijd: die Chinees is al zeven uur eerder opgestaan dan wij, dus die loopt sowieso een training voor op ons.”