Het is opmerkelijk hoe sterk de invloed van een simpel ritueel kan zijn op het zelfvertrouwen van een atleet. Roozendaal merkt op dat bijgeloof irrationeel is: “Bij bijgeloof koppel je toevallige dingen aan een succeservaring. Je verbindt zaken die los van elkaar staan. Welke sokken je draagt, heeft geen invloed op je prestatie. Maar als je anders gelooft, kan dit je mentale staat beïnvloeden.” Zo kan bijgeloof sporters tijdelijk rust en zekerheid geven, vooral als de druk hoog is. Maar wanneer het bijgeloof faalt – bijvoorbeeld omdat de geluksvoorwerpen vergeten worden – kan juist extra stress ontstaan.
Volgens de mental coach zijn routines en gewoontes heel nuttig om in de juiste focus te komen, maar het onderscheid tussen routine en bijgeloof is dun. “Wanneer een routine ontaardt in een voorwaarde voor succes, kan het de sporter eerder beperken dan ondersteunen.”
Bijgeloof is wijdverspreid in de topsport. Zo droegen schaatsers als Ard Schenk en Falko Zandstra bij iedere wedstrijd hetzelfde T-shirt. Ireen Wüst had tijdens haar wereldkampioenschap in 2019 een ring om haar vinger die van overleden hartsvriendin Paulien van Deutekom was, wat haar kracht gaf. Annette Gerritsen volgde een vast ritueel tijdens de warming-up, maar bleef flexibel wanneer het anders liep.
Sommige schaatsers hebben zelfs voorkeuren voor het gebruik van hetzelfde toilet voor een wedstrijd. Anderen, zoals Shani Davis, namen geluksartikelen mee, zoals een teddybeer, terwijl er ook sporters zijn die geloven dat huldigingskleding ongeluk brengt.
Ook alledaagse handelingen kunnen een bijgelovige lading krijgen. Zo trekken veel schaatsers bijvoorbeeld eerst hun linkerschoen aan, gevolgd door de rechter, of binden eerst hun rechterveters vast. Andere atleten letten erop niet op de lijnen op de vloer te stappen of dragen dezelfde sieraden of make-up tijdens wedstrijden. Zelfs het dragen van een specifieke haarelastiek of nagellak kan als een ritueel fungeren.
Niet alleen persoonlijke rituelen, maar ook de aanwezigheid van geliefden kan bijgeloof versterken. Ouders of partners op een specifieke plaats op de tribune kunnen sporters een gevoel van zekerheid geven. Een duim omhoog of knikje voor de start kan net dat extra beetje vertrouwen brengen.
“Het belangrijkste is de werkbaarheid van het ritueel,” legt Roozendaal uit. “Als een handeling de sporter helpt om spanning te verminderen zonder de voorbereiding te hinderen, is dat prima. Maar zodra het ritueel stress oplevert of moeilijk uitvoerbaar wordt, kan het de prestatie juist schaden.” Hoewel bijgeloof sporters een gevoel van controle kan geven, waarschuwt Roozendaal voor de gevaren van mentale rigiditeit. "Als een atleet te afhankelijk wordt van rituelen, kan een onverwachte situatie, zoals een verstoorde warming-up, leiden tot onzekerheid en prestatieverlies."
Ze haalt een voorbeeld aan van een sporter die zijn ouders op een specifieke plek op de tribune wilde hebben. “Wat als ze opeens ergens anders zitten?” Dit soort externe factoren kan onnodige spanning creëren en afleiden van de echte taak: de prestatie.
Het is niet makkelijk voor sporters om bijgeloof los te laten. “Het ongemak dat je voelt voor een belangrijke prestatie gaat niet weg door een ritueel,” zegt Roozendaal. “Maar ons hoofd wil ons graag laten geloven dat rituelen ons die controle geven.” De sleutel ligt volgens haar in het leren omgaan met spanning en het accepteren van de situatie zoals die is. “Je hoofd niet te serieus nemen is belangrijk, want het maakt vaak verhalen die niet kloppen.”
Patrick Roest rijdt al bijna zijn hele leven met zilveren handschoenen, die hij kreeg bij de Vikingrace toen hij dertien of veertien jaar oud was. Sindsdien draagt hij ze bij iedere individuele wedstrijd, hoewel het inmiddels anderen van hetzelfde soort zijn geworden. Hij vergeet ze nooit voor een wedstrijd. De originele zilveren handschoenen worden niet meer gemaakt, maar hij heeft in Noorwegen nog een reservepaar kunnen bemachtigen. “Die heb ik nu thuis als reserve liggen.”
Dat de zilveren handschoenen toch niet állesbepalend zijn voor Roest, blijkt uit de veranderde regels bij de teamonderdelen, waarbij de ISU witte handschoenen verplicht heeft gesteld. Zoals hij bij de invoering hiervan liet weten: "Bij de ploegachtervolging moesten handschoenen al snijvast zijn en dat zijn mijn zilveren exemplaren niet. Dus ik was al gewend om tijdens de ploegenachtervolging andere handschoenen te dragen.”
Bijgeloof biedt topsporters vaak een houvast in een wereld vol onzekerheden. Het creëert een gevoel van controle en rust, vooral wanneer de druk het hoogst is. Roozendaal concludeert echter dat het belangrijk is voor sporters om kritisch naar hun rituelen te kijken. Zijn ze helpend of juist belemmerend? Uiteindelijk bepaalt de mentale flexibiliteit van de sporter of hij onder alle omstandigheden zijn beste prestatie kan leveren, met of zonder bijgeloof.