Recreanten die de 200 kilometer willen rijden, doen er goed aan om al in de zomer te beginnen met het uitbouwen van de conditie en ook in de winter moet veel aan het duurvermogen worden gewerkt. “Veel rijders gaan drie keer per week naar de baan. Vooral om veel rondjes te rijden. Het is echter belangrijk om ook variatie aan te brengen met een intervaltraining of fartlektraining, waarbij je bijvoorbeeld in het bos gebruik maakt van de omstandigheden, voor een wisselende intensiteit in je training”, vertelt Dirk Zuidam. De 59-jarige trainer van de clubselectie van Oudewater en Woerden nam zelf vijftien keer deel in Oostenrijk.
Voor de toerschaatser is het aan te raden op de Weissensee niet van de mooiste omstandigheden uit te gaan. In de twintig keer dat Cor de Rooij mee schaatste trof hij slechts twee keer een ‘mooie zwarte plaat’ aan. Mindere omstandigheden met sneeuwijs komen vaker voor. “Als het heeft gesneeuwd gaat het daarna soms even dooien. Als die gesmolten sneeuw dan weer opvriest, krijg je heel ander ijs. Zolang het vriest gaat het goed. Maar als het gaat dooien of de zon staat er op, dan zak je soms zomaar ineens met je schaats door het bovenste laagje heen”, legt de 62-jarige trainer van Schaatsvereniging Utrecht uit. “Sneeuwijs rijdt heel anders. Je schaats komt in een groef terecht en gaat er niet meer uit. Daardoor kun je het ijzer niet meer terugsturen, zoals je normaal gewend bent”, vult Zuidam aan. In de dagen voorafgaand aan de tocht is het daarom verstandig om al enkele rondes te rijden om aan de andere omstandigheden te wennen.
Tijdens de tocht zelf zul je je techniek moeten aanpassen aan het natuurijs. “Je kunt beter een wat kortere slag rijden, zodat je makkelijker de scheuren kunt ontwijken. En altijd dwars over een scheur sturen”, aldus De Rooij. In groepen rijden, waardoor je uit de wind kunt schaatsen en elkaar in moeilijke gedeeltes erdoorheen kunt trekken, is bij zo’n lange afstand natuurlijk ideaal. “Als je in een groep rijdt moet je wel geconcentreerd blijven op scheuren. Even achterom kijken is er niet bij”, zegt De Rooij. Wanneer je met je schaats in een scheur rijdt, is een val vaak niet te voorkomen. En dat overkomt iedere schaatser. Daarom is het verstandig om ook te denken aan beschermmaterialen. In ieder geval kniebeschermers en snijvaste scheenbeschermers. Veel rijders vullen dit aan met een stuk schuim op beide heupen.
De Rooij geeft aan dat schaatsers de weersomstandigheden serieus moeten nemen en bij (zeer) koude omstandigheden goed moeten letten op bevriezingsverschijnselen. Beide trainers maakten allebei al eens kennis met de nare gevolgen daarvan. De Rooij liep bevriezingsverschijnselen aan de ogen op, Zuidam aan zijn voeten. “Blijf je vingers en tenen bewegen”, aldus De Rooij. Een goede bril - een skibril met dubbel glas - is onontbeerlijk. Ook een bivakmuts met daaroverheen een goede schaatsmuts mag niet ontbreken. Om het gezicht en de voeten/tenen te beschermen tegen de kou kunnen deze worden ingevet met watervrije crème. Ook de thermohoezen over de schaatsen leveren een belangrijke bijdrage.
Je moet wel een beetje getraind zijn om de ‘alternatieve’ tot een goed einde te brengen, maar uiteindelijk komt het ook aan op mentale kracht. “Tweehonderd kilometer, dat is gewoon een roteind. Het moet ook tussen je oren goed zitten, anders rijd je ‘m gewoon niet uit”, aldus De Rooij. Zuidam kan zich daarin vinden: “Je moet een liefhebber zijn.”
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------