Hilde van Slochteren in actie op het NK Marathon op natuurijs 2009

De nu 26-jarige marathonschaatsster Hilde van Slochteren kampt al jaren met klachten door een zwabbervoet, en stopte daardoor dit seizoen. “Ik begon op mijn veertiende met schaatsen, en kreeg rond mijn zeventiende last. Mijn linkervoet zette ik scheef neer. Waardoor het kwam wist ik niet, ik had de tijd daarvoor een aantal keer van schoenen gewisseld en ben een keer hard op mijn linkerheup gevallen.”

Allerlei specialisten hebben ernaar gekeken, sportartsen, bewegingswetenschappers, fysiotherapeuten, neurologen en noem het allemaal maar op. Niets hielp. Persoonlijk denk ik dat het bepaalde mensen overkomt. Voor mij geldt dat ik in die tijd erg gespannen en gedreven was. Nu doe ik bijvoorbeeld aan yoga, en merk ik dat ik meer controle krijg. Maar toen bleef ik doortrainen met die voet, en was er altijd een soort ‘disbalans’.”

In het marathonnen kon ik op natuurijs met de besten mee. Op kunstijs is dat een ander verhaal, want de klachten spelen vooral in de bocht. Wat mij vooral stoort is dat niemand dit probleem écht oppakt. Er zitten veel aspecten aan, maar alleen een document met ervaringen van patiënten zou al een stuk helpen. Ik zelf kan nu weer een beetje schaatsen zonder klachten, omdat ik me erop focus, maar dan zonder de druk van wedstrijdsport. Misschien moet daarop in de toekomst meer gelet worden.”

Ook op minder intensief niveau krijgen schaatsers te maken met een zwabbervoet. Bert Verduin reed in de jaren ’90 marathons. Lange tijd ging dat goed, totdat de klapschaats kwam: “Vanaf dat moment had ik te maken met aanpassingsmogelijkheden. Ik begon in de bochten mijn linkervoet ‘dwars’ naar buiten neer te zetten.”

Vooral op kunstijs was dat lastig, op natuurijs won ik nog wel eens wat omdat ik daar niet met die bochten zat. Ik ben met mijn klachten overal geweest, heb foto’s laten maken van knieën en heupen, maar de oplossing werd niet gevonden. Zelf heb ik inmiddels mijn schaatsen een maat groter genomen, hoe losser hoe beter, dan kan ik mijn voet namelijk meer kantelen.”


Roy Boeve op kop van het peloton met een duidelijke linker 'zwabbervoet'.

Ook Gregor den Ouden, die ooit de alternatieve Elfstedentocht volbracht in 7 uur en 13 minuten, kreeg eind jaren ’90 zwabbervoet-klachten. “Ik ging in een bocht raar door mijn knie en kon eerst niet opstaan. Al snel kon ik weer fietsen en lopen, maar de volgende winter kreeg ik klachten.”

Ik heb toen zelf geprobeerd iets aan het zwabberen te doen; ben teruggegaan op de vaste schaats en ben gaan shorttracken om mezelf te dwingen op mijn techniek te letten. Het zwabberen is eigenlijk een verkeerde timing van neerzetten en overkomen op je schaats, een gevoel dat je op klapschaatsen en met hoge schoenen nog meer kwijtraakt.”

Prof. Dr. Bert Otten is als bewegingswetenschapper verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Groningen en heeft onderzoek gedaan naar de zwabbervoet. Volgens hem ligt de oorzaak vooral in ‘het hoofd’. “Er bestaat bij sommige schaatsers een dwang om de voet voldoende naar de glijvoet te bewegen tijdens de bijhaalfase, om goed over te kunnen komen.

Mechanisch kun je de voet echter niet zo diep plaatsen als deze mensen willen. Je lichaam heeft een automatisch balanssysteem, dat precies ‘weet’ wat wel en niet kan. Dit systeem stuurt de ‘bijhaalvoet’ weer iets meer weg van de glijvoet, waardoor de zwabberbeweging ontstaat. Dit gebeurt vlak na de zwaaibeweging en direct voor de plaatsing.”


Het kritieke punt volgens Otten: in de 'bijhaalfase' vlak voor het plaatsen van de schaats.

Volgens Otten komt de zwabbervoet dan ook vooral voor bij schaatsers die overdreven streven naar technische perfectie: “De schaatsers met een zwabbervoet hebben een ideaalbeeld van de schaatsslag, dat niet klopt met wat er mechanisch mogelijk is.” Volgens hem zijn er verschillende oplossingen: “Je kunt tijdens de tweebenige fase later rusten op de nieuwe glijvoet als de echte afzet geweest is van de huidige glijvoet.”

Je kunt ook bewust variëren in plaatsing van de nieuwe glijvoet, om te voelen wanneer je hersenen wel en niet moeten ingrijpen. Of je moet juist je aandacht helemaal van de voeten afhouden en je focussen op andere aspecten van het schaatsen. In een training van 40 minuten kun je bijvoorbeeld één of twee minuten heel bewust met je voetplaatsing bezig zijn, en de rest van de training niet meer daaraan denken.”