“Schaatsen is niet per definitie diep zitten. Schaatsen kán diep zitten zijn”, nuanceert Bennie Douwes, die daarmee meteen zijn punt wil maken. “Schaatsen kan ook vanuit een hogere uitgangshouding. Dat is wat Jordan Stolz en Nils van der Poel laten zien. Als je een natuurlijke houding aanneemt, sta je in je kracht om je volledige potentieel te benutten. Daar zit je dynamiek.”
Volgens de docent en performance consultant beweegt ongeveer de helft van de mensen van nature vanuit een hogere uitgangshouding en heeft deze ook nodig om tot zelfexpressie te komen. “We worden geboren met natuurlijke cognitieve, emotionele en motorische voorkeuren en eigen diepe motivationele drijfveren. Dit is de nature kant waardoor mensen een groot deel van hun eigenheid krijgen. De kracht van nature is zo groot dat het behoeften met zich meebrengt, ook op motorisch vlak.”
In onderstaande video vertelt Douwes hoe het zit met de motorische voorkeuren en welke effecten dat heeft op ieders natuurlijke schaatshouding. Er zijn twee verschillende manieren van voortbewegen: vanuit het onderlichaam (walking from the bottom) en vanuit het bovenlichaam (walking from de top).
Iemand die walking from the top is, beweegt vanuit het bovenlichaam. Bij degene met walking from the bottom, wordt de beweging in gang gezet vanuit het onderlichaam. Voorbeelden hiervan zijn Kjeld Nuis, Jutta Leerdam en Ireen Wüst (zie afbeelding bovenaan dit artikel). Zij generen kracht en snelheid vanuit een lage kniehoek. Douwes: “Schaatsers die walking from the top als natuurlijke motorische voorkeur hebben, zoals Jordan Stolz, Ragne Wiklund en Nils van der Poel, moeten het bovenlichaam lichtjes van boven naar beneden en vice versa kunnen bewegen. Daar maken zij snelheid en daarmee kunnen ze heel dynamisch en ritmisch hun kracht kwijt op het ijs. Door deze schaatsers te forceren om heel diep te zitten, zet je het lichaam ‘op slot’, waardoor optimaal bewegen en snelheid maken voor hen onmogelijk wordt.”
Douwes is van mening dat de interne logica van ‘zo moet het’ bij veel sporten te smal gedefinieerd is. “Hierdoor is er eigenlijk maar voor één van de twee dynamieken plaats, terwijl alle sporten laten zien dat er ook ruimte is voor kampioenen die juist niet diep zitten. Er is niet één manier of één perfecte schaatshouding. Laat ik helder zijn: het gaat niet om gigantische verschillen, slechts om enkele centimeters verschil. Net voldoende ruimte hebben om het bovenlichaam in te zetten, kan al genoeg zijn. De aerodynamica op het ijs, door een compacte houding aan te nemen, weegt niet op tegen de motorische voorkeur van een schaatser. Het gaat erom dat je de houding aanneemt die perfect bij jou past.”
“In het schaatsen is het diep zitten zo goed uitgediept… Letterlijk”, grapt de Drent met een serieuze ondertoon. “De volgende slag in techniekvorming is te maken voor mensen die een hogere uitgangshouding nodig hebben. Het net zo grondig ontleden, zodat er een onderscheid komt tussen mensen die skating from the bottom zijn - en echt diep kunnen zitten - en rijders die skating from the top zijn. Er leiden meerdere wegen naar Rome.”
Douwes verklaart waar het diep zitten van oudsher vandaan komt. “Het komt uit biomechanische modellen. De mechanica zit zo in elkaar. Als je kracht wilt opbouwen met een machine, doe je dat met behulp van druk; concentrische druk, die vanuit de bodem (bottom) komt. In die visie vergeten ze dat de mens niet met een machine te vergelijken is. De term biomechanica begint met de drie letters: bio. Het gaat over de mens en wat de natuur ons geeft. Dit brengt onder anderen motorische verschillen met zich mee die binnen de wetenschap en in de sport nog onvoldoende zijn verkend.”
Er volgt een waarschuwing voor trainers die al hun rijders drillen om tijdens krachttrainingen heel diepe squats te laten maken, terwijl een deel van hen hoogstwaarschijnlijk skating from the top is. Douwes: “Hierdoor kunnen er allerlei blessures ontstaan. Ik zou adviseren om deze atleten minder diep te laten squatten dan schaatsers die skating from the bottom zijn. Daarnaast met iets lichtere gewichten en vooral meteen door laten bewegen na het diepste punt. Beneden niet wachten, zoals skating from the bottom types doen; meteen weer door. Het liefst ook met een schuin plateautje onder de hak, zodat ze met het lichaamsgewicht iets naar voren gaan en in hun natuurlijke voorkeurshouding komen.”
Tot slot noemt Douwes nog een andere kenmerkende motorische voorkeur van schaatsers als bewijs dat er niet één manier is die voor iedereen geldt. Deze is gericht op ‘horizontaliteit’ of ‘verticaliteit’. “Je hebt schaatsers met een smalle slag en rijders die wat meer van links naar rechts gaan. Ireen Wüst rijdt redelijk verticaal; een wat smaller spoor. Rijders als Sven Kramer, Jorrit Bergsma, Nils van der Poel die schaatsen veel breder. Je lichaam kiest uit nature wat bij je past en nodig is.”