Het is namelijk niet zomaar wat: coach zijn van veertien schaatsers. Ik maak op basis van een algemene visie veertien individuele trainingsschema’s, maar ik ben ook veel bezig met logistieke zaken en met planning. Als ik vroeger zelf trainde in Calgary zat alles onder één dak. Nu moet ik afspraken met derden maken over trainingstijden en –locaties. Ondertussen loopt dat wel.

De grootste uitdaging ligt echter bij de schaatsers zelf. Om te beginnen de taal. Soms lijkt de taalbarrière niet zo’n groot probleem. Dan leg ik een oefening uit en als ik dan vraag of ze het begrepen hebben is het: “Yes, yes.” Wanneer ze vervolgens de oefening uitvoeren blijkt ineens dat ze er niets van begrepen hebben. Andersom gebeurt het ook. Soms leg ik iets uit, maar krijg eigenlijk geen reactie. Wanneer ik het dan nog een keer probeer laten ze ineens weten het allang begrepen te hebben, maar soms zijn ze te verlegen om hun mond open te doen.

Dat heeft ook te maken met de culturele verschillen tussen mij en de schaatsers, maar ook bij de schaatsers onderling. Een klein voorbeeld is de fietstraining. Bij aankomst hadden de Roemeense schaatsers wel fietsen en fietskleren, maar geen fietsschoenen en helmen bij zich. Voor helmen hebben we vlug gezorgd. Maar in de week erna gingen ze een aantal keer onderuit omdat ze van hun pedaal afschoten zonder fietsschoentjes. Toen hebben we ook daarvoor gezorgd.

Dit had aanvankelijk een tegenovergesteld effect: ze vielen nu omdat ze hun voet niet uit hun klikpedaal kregen. Kennelijk deden ze in Roemenië maar weinig aan fietstraining. Het was voor hen behoorlijk wennen maar dat vertelden ze achteraf pas. Dat is dus sowieso lastig. Ik moet een aantal schaatsers nog echt losweken van de trainingsmethoden van hun oude gewoontes, zonder hen hierbij tegen de haren te strijken. Ik blijf daarom altijd respectvol tegenover hun oude methoden en trainers, maar probeer ze wel op mijn pad te krijgen.

Een andere grote omschakeling voor een aantal van de schaatsers is mentaal. Het is misschien moeilijk voor te stellen, maar sommigen hebben niet de drang om te schaatsen. In Nederland, waar het schaatsen zo populair is, ga je schaatsen voor je plezier en de toppers houden dat gevoel vast. Bij een aantal van onze rijders ontbreekt dat plezier in het schaatsen soms nog. Zij zijn soms op jonge leeftijd verplicht op de ijzers gestapt. Ik vroeg aan één van mijn rijders wanneer hij begonnen was met schaatsen. “Op mijn tiende”, was het antwoord. “En sinds wanneer beoefen je het full-time?”, vroeg ik. “Vanaf mijn tiende.”

Daar valt nog heel wat te winnen, daar ben ik van overtuigd. Daarom kijk ik nu al uit naar het schaatsseizoen. Dan kan ik zien of al die veranderingen zijn omgezet in verbeteringen.