Team Hamco dus. Leuk gevonden van Jan Hamers, vorige winter nog een van de doordouwers in de formatie van Sprog, maar die na het gedwongen vertrek daar besloot dat zijn marathonavonturen nog niet voorbij konden zijn. Hij verzamelde drie andere overblijvers, vond een geschikte ploegleider, kreeg financiële steun van zijn vader en meldde het gezelschap aan bij de KNSB: Ham(ers) & co(mpany), oftewel Team Hamco.
Helaas moeten Christiaan Hoekstra, Ruben Marinus en Rémon Vos het heel lang zonder Hamers stellen. Eind augustus vertrokken de vier naar Frankrijk om er een conditionele basis te leggen voor de (kunst)ijskilometers in de winter. De Alpen worden gekoesterd als perfect trainingsgebied door veel schaatsers uit verschillende disciplines. Klimmen, dalen, klimmen, dat werk…
Dat deed het kwartet ook naar hartenlust. Op de flanken van de Hollandse berg (Alpe d’Huez) reden ze tegen elkaar om het hardst omhoog, en naar het schijnt won Jan Hamers die strijd tegen de klok glansrijk. Elke trainingsrit verliep voortreffelijk. Tot vrijdag 6 september, de dag voordat het team een soort proef van bekwaamheid zou afleggen door mee te doen aan de gerenommeerde toertocht La Marmotte. ‘We zijn een toertje gaan maken om de benen wat los te rijden’, zei Hoekstra een paar weken geleden.
Tja. In de afzink van de 27 kilometer lange La Bérarde, een niet al te steile en zeker geen lastige kronkelweg naar beneden, kon dat plan plotseling de ijskast in. Jan Hamers, momenteel thuis in Voorthuizen veroordeeld tot een rolstoel om nog enigszins mobiel te zijn, wil vooral benadrukken dat hij niet zielig wil worden gevonden. “Wat is gebeurd, is gebeurd. Ik kijk liever vooruit, naar mijn herstel. Al weet ik dat dat heel lang kan duren”, zegt hij door de telefoon. Hij is verrast door de zee aan steunbetuigingen. Dat er zoveel mensen zijn begaan met hem. “In dat opzicht is er een wereld voor me opengegaan, want daar heb ik nooit rekening mee gehouden. Hartstikke mooi!”
Minder mooi was de steen, of wat voor obstakel er ook op dat asfalt lag. Hoekstra voerde het viertal aan, Vos plakte aan zijn wiel, in derde positie volgde Hamers op enige afstand en Marinus sloot de rij. Ze hadden er zin in. De stuurcomputertjes op de racefietsen moeten op dat moment snelheden van 65, 70 kilometer per uur hebben geregistreerd. “Van de laatste tien seconden voor mijn val weet ik niets meer. Dat heeft mijn harde schijf van binnen niet meer opgeslagen. Én van de uren erna ook niet te veel. Ik was erbij, maar ook weer niet. Ik heb veel van horen zeggen. Schijnbaar is het allemaal wel gebeurd. Pas ’s avonds rond tien uur ben ik echt weer wakker geworden. In een ziekenhuis. Da’s lang, als je om een uur of half twaalf ’s morgens tegen het wegdek klapt…, over een stukje losgeraakte rots.”
Niemand kan de situatie meer honderd procent nauwkeurig reconstrueren. “Of die steen lag voor mijn wiel, of die is tegen de zijkant geslagen. Ruben, die achter mij fietste, weet het ook niet precies. Ik kan mezelf niets verwijten, want we deden niets raars. Ik herinner me dat ik twintig seconden eerder nog een blik naar achteren wierp om te zien of alles daar goed ging. Kort daarop ben ik over de kop geslagen. Tenminste, dat heb ik kunnen opmaken aan de hand van foto’s. Naar verluidt ben ik even buiten westen geweest. Chris en Rémon hadden niets van mijn val meegekregen, die fietsten al honderden meters voor me uit, richting dal."
“Vlak achter me reed een auto waarin heel toevallig een vrouwelijke arts bleek te zitten. Zij trok onmiddellijk een tas met allerlei medische spullen uit haar kofferbak. Er stopte ook een man in een kiepwagen die meteen om een ambulance belde. Mijn toestand bleek zo erg dat er niet veel later een traumahelikopter werd opgeroepen. Dat maakte ik niet meer zo bewust mee, waarschijnlijk omdat ik toen al pijnstillende medicatie had gekregen. Volgens Henk Wind, onze ploegleider, schijn ik te hebben gevraagd of hij ook mee kon vliegen naar het ziekenhuis. Maar dat was niet mogelijk: er mocht niemand als begeleiding mee.”
De schade was aanzienlijk. De arts vermoedde dat er een bloeding in Hamers’ hoofd zat, wat de chirurgen in het ziekenhuis van Grenoble in eerste instantie ervan weerhield al te gaan opereren. “In mijn linkerhand zagen ze een fractuurtje, maar daar werd niets aan gedaan. Mijn rechteronderarm was gebroken, net boven mijn rechterknie bleek een heel vieze wond te zitten die tot op het bot werd gereinigd en gehecht, en aan de hand van de röntgenfoto’s constateerde men dat de hak van mijn rechtervoet (de onderkant, red.) was gebroken of verbrijzeld. Dat was niet zo’n makkelijk karwei, omdat het door de zwelling van die voet allemaal moeilijk was te zien. Tot mijn grote geluk bleek de bloeding in mijn hoofd redelijk te zijn gestopt. Toen ben ik geopereerd aan mijn arm waarin een plaatje is aangebracht. Mijn hak – waarmee ik de klap na de val waarschijnlijk heb opgevangen - moest twintig tot dertig dagen in het gips zodat de zwelling zou afnemen.”
Hamers werd na vijf dagen ontslagen uit het ziekenhuis van Grenoble. “De zorg was geweldig hoor, het personeel keek erg naar me om, maar zo’n opname word je gauw zat. Ik was blij naar huis te kunnen. De arts die me daar kwam opzoeken, constateerde dat het met die hak niet zo heel goed was en ik daarom met enige spoed onder het mes zou moeten. Op nieuwe foto’s en de beelden van de CT-scan bleek namelijk dat mijn voet er ernstig aan toe was: het bot was helemaal versplinterd. Twee weken geleden ben ik weer geopereerd in Amersfoort. Toen zijn alle botsplinters verwijderd. En nu mag ik zes weken nog niets doen. Het is slechts hopen dat alles goed komt.”
Jan praat rustig. Zegt dat hij over de ellende tamelijk nuchter kan nadenken. Over anderhalve week staat de eerste marathon van het seizoen op het programma. Dan raast het peloton in de openlucht over de Jaap Edenbaan, de klassieker die alle harten sneller doet kloppen. “Ik heb geen idee hoe ik dan langs het ijs reageer. Misschien word ik emotioneel, misschien ook niet. Wat zeker is, je moet weer door, wanneer je leven van het ene op het andere moment stil lijkt te staan. Het vervelende is dat je er zelf geen invloed op hebt kunnen uitoefenen. Als we die dag nou roekeloos bezig zouden zijn geweest, dan zou ik het mezelf nu kunnen verwijten. Klootzak, wat heb je in hemelsnaam gedaan? Dat is niet aan de orde. Ik moet me erbij neerleggen en zorgen dat het zo snel mogelijk voorbij is. Dan zien we erna wel of ik überhaupt nog aan schaatsen toekom.”