Top-3: 1. Jan van der Hoorn 10.51 uur, 2. Anton Verhoeven 11.04 uur, 3. Abe de Vries 11.05 uur
Wedstrijd: 277 deelnemers, 56 gefinisht
Toertocht: 1796 deelnemers, 258 gefinisht
IJsdikte: 42,1 centimeter
Bijzonderheden: De negende Elfstedentocht deed in de jaren na het verrijden van de tocht veel stof opwaaien, maar ook voor de start van de editie van 1947 was er veel kritiek op voorzitter Mindert Hepkema en zijn collega-bestuursleden. De jaren veertig waren voor de Elfstedentocht een gouden decennium. Ondanks de bezetting van Nazi-Duitsland werd er gereden in 1940, 1941 en 1942. Daar kwam op 8 februari 1947, bijna twee jaar na de bevrijding, nog een vierde tocht bij.
De organisatie van deze tocht had heel wat voeten in de aarde. Tot vier keer toe werd er een datum vastgesteld om de negende Elfstedentocht te rijden, maar telkens kon de tocht geen doorgang vinden. Pas bij de vijfde poging, 8 februari, ging het eindelijk door. Dit kwam het bestuur op flink wat kritiek te staan, in de media werd getwijfeld aan de geloofwaardigheid van het bestuur en was men sceptisch of de tocht op de vastgestelde datum nu wel echt door kon gaan.
Zelfs op de grote dag was er nog even twijfel. In de dagen na de uitschrijving was er sprake van een dik pak sneeuw dat het ijs bedekte. De vastgevroren sneeuw moest verwijderd worden, maar dit verliep zeer moeizaam. Even leek het of de Elfstedentocht opnieuw uitgesteld zou worden, Hepkema vond het doorgaan onverantwoord. De meerderheid van het bestuur had er echter vertrouwen in en Hepkema stemde daarmee in.
Het aantal deelnemers lag veel lager dan in voorgaande edities. Dit was deels te wijten aan de barre omstandigheden, maar ook aan het feit dat wedstrijdrijders binnen twee uur van de winnaar aan de finish moesten komen om aanspraak te maken op een klassering en het bijbehorend kruisje. Ook de beslissing dat toerrijders zelf mochten bepalen uit welke van de elf Friese steden ze van start gingen om de tocht te rijden, was geen populair besluit. Niet elke schaatser had daardoor dezelfde kans op het finishen, was het idee. Deze maatregel ging na de tocht van 1947 in rap tempo overboord.
De eerste editie na afloop van de Tweede Wereldoorlog wordt door chroniqueurs omschreven als een ‘zwarte bladzijde’ uit de geschiedenis van de Elfstedentocht. Dit kwam vooral omdat de deelnemers het niet zo nauw namen met de sportieve wetten. Zowel bij de wedstrijd- als toerrijders werden veel onregelmatigheden vastgesteld, wat na afloop leidde tot een uitgebreide enquête en een heel aantal diskwalificaties. Daarover later meer, eerst de tocht zelf. Joop Bosman en Klaas Schipper waren vanaf de start twee van de koplopers. Een wedstrijd van echte doordouwers, vechters op de schaats. Het was hard nodig om succes te hebben, de omstandigheden waren bijzonder slecht. In de historie wordt 1947 omschreven als de zwaarste na die beruchte editie van 1963, logisch gezien het finishpercentage bij de wedstrijd- en toerrijders.
Bosman en Schipper kwamen al vroeg in de wedstrijd aan de leiding. Bij Parrega, een deel van de route waar het ijs bijna onbegaanbaar was en deelnemers een stuk met alternatief vervoer verder gebracht werden door vrijwilligers, sloegen zij hun slag. Het traject tussen Bolsward en Harlingen ging al even moeizaam door de grote hopen sneeuw op het ijs. Skibrillen zoals we die nu kennen waren er nog niet, de timmerman en landbouwer hadden grote moeite om goed zicht te houden. Na Franeker begon de ‘Hel van het Noorden’ en waren de omstandigheden helemaal bar en boos. Het leidende duo breidde de voorsprong steeds verder uit tot een maximum van tien minuten in Dokkum.
Vanaf Dokkum ging het via Rinsumageest en Oudkerk richting Leeuwarden. In de laatste kilometers sprong Schipper weg van zijn vluchtmakker en leek hij af te stevenen op de overwinning. Het ijs bij de Noorderbrug was echter niet goed genoeg om overheen te schaatsen. Vrijwilligers met handkarren stonden klaar om de mannen een stukje over het land te vervoeren, maar op het moment dat Schipper plaats had genomen in de kar, schoten ze niet direct in actie. Daardoor kon Bosman aansluiten en ook plaatsnemen in de kar. Toen de twee aan de andere kant van de brug weer het ijs betraden, ging Schipper onderuit over een plukje stro en reed Bosman naar een eenvoudige overwinning. Even na vier uur was Joop Bosman (29 jaar) de eerste strijder aan de finish van een heroïsche tocht, de verslagen Klaas Schipper (36 jaar) kwam enkele seconden later over de meet.
In de twee uur daarna druppelden nog tientallen wedstrijdrijders binnen en werd er een voorlopige uitslag opgesteld:
Na afloop van de tocht deden al snel geruchten de ronde dat verschillende rijders zich hadden ingelaten met dubieuze praktijken. Het was een extreme Elfstedentocht onder bijzonder zware omstandigheden, maar vanzelfsprekend moesten de schaatsers zich houden aan de regels die opgesteld waren door het bestuur. Zoals wel vaker was de geruchtenmolen niet meer te stoppen en er kwamen meerdere protesten binnen. Op de plekken waar niet geschaatst kon worden (onder andere Parrega, Harlingen en Vrouwbuurtstermolen), zouden deelnemers gebruik gemaakt hebben van voertuigen om zich naar beter begaanbaar ijs te laten vervoeren. Bosman en Schipper werden ervan beschuldigd dat zij een stuk in het zog van een op het ijs rijdende jeep hadden gereden.
Spoedberaad deed het bestuur besluiten om de huldiging ’s avonds in de Harmonie te annuleren. Er moest eerst meer onderzoek gedaan worden naar de waarheid van de geruchten. Voorzitter Hepkema overwoog nog even alle beschuldigingen opzij te schuiven omdat hij ervan overtuigd was dat de onregelmatigheden weinig tot geen invloed zouden hebben op de uitslag, maar de rest van het bestuur ging hier niet in mee. Er volgden talrijke vergaderingen en een ‘Enquêtecommissie der Elfstedenwedstrijd 1947’ werd zelfs opgericht. Die commissie moest alle klachten en verdachtmakingen onderzoeken. Alle deelnemers ontvingen een vragenlijst, waarin moest worden aangegeven of fraude gepleegd was. Dit leverde weinig op. Slechts acht deelnemers gaven in een reactie op de enquête toe dat ze valsgespeeld hadden. De commissie moest het grootste deel van haar conclusies opstellen op basis van gesprekken met deelnemers en getuigenissen van buitenstaanders.
Er gingen weken overheen voordat het bestuur met een uitslag naar buitenkwam. Van de eerste twaalf rijders hadden slechts vier reglementair gereden, was de conclusie. Het volledige podium - Bosman, Schipper en Nauta - werd uit de uitslag geschrapt. Ook Jacob Wijnia, zijn broer Wierd Wijnia en Henk Vermeulen kregen een diskwalificatie aan de broek. Hierdoor werd Jan W. Van der Hoorn - die een kwartier later dan Bosman aan de finish kwam en in eerste instantie vijfde was - uitgeroepen tot winnaar. De man uit Ter Aar kreeg een ‘groote gouden medaille’ als extra beloning voor zijn overwinning.
Toch zat het Bosman niet lekker. Hij diende protest in. Eerst bij de KNSB, maar daar was hij aan het verkeerde adres. In tweede instantie wendde hij zich tot het Elfstedenbestuur. Hem werden vier onregelmatigheden ten laste gelegd waarvan alleen het opleggen besproken werd toen Bosman in gesprek ging met de commissie. Een toeschouwer had dit naar eigen zeggen waargenomen en ondanks de ontkenningen van Bosman en Schipper, bleef de diskwalificatie staan. Toch kregen zij wel een Elfstedenkruisje voor het finishen van de tocht.
Dat was niet het geval voor Jacob (vierde) en Wierd (zesde) Wijnia. Zij weigerden medewerking te verlenen aan het onderzoek van de enquêtecommissie en stuurden de brief waarin ze tekenden voor ‘goed gedrag’ nooit terug. 'Als andere rijders anderen verreden, moeten zij dat weten. Maar wij doen dat nooit', lieten de broers destijds weten. Degenen die niet meewerkten aan het onderzoek waren automatisch schuldig, vond de commissie, en zouden daardoor niet in aanmerking komen voor welke beloning dan ook. Ook de vader van de broers bemoeide zich met de kwestie. Hij plaatste een advertentie in de krant en loofde 500 gulden uit aan de persoon die zou bewijzen dat zijn zoons een deel van de tocht per auto hadden afgelegd. Er kwam nooit reactie op.
Schrijver Piet Maaskant concludeerde in zijn boek Elfstedentocht 1890-1956: 'De algemene opinie is dat niemand vrijuit ging, en dat met de beste wild van de wereld niet was uit te maken, wie nu de werkelijke boosdoeners waren en wie niet.' Ook Johannes Lolkama schreef later dat de Wijnia’s veel te zwaar gestraft waren. Het duurde echter nog vijftig jaar voordat de namen van Jacob en Wierd daadwerkelijk gezuiverd werden.
Op initiatief van oud-winnaar Jeen van den Berg deed het Elfstedenbestuur opnieuw onderzoek naar de zaak en kwam voorzitter Henk Kroes in 1996 met het verlossende bericht. Er was wel wat aan te merken op het handelen van het toenmalige bestuur. Het resulteerde in het besluit om de gebroeders Wijnia alsnog een kruisje toe te kennen.