LIEFDE voor schaatsen. Het eerste woord verdient een nog groter lettercorps – dat weet je gewoon - zodra de elektrische schuifdeuren van het verder heerlijk ouderwets ingerichte kruipdoor- en sluipdoormuseum zich voor je openen. Het is alsof je een piramide binnenstapt die uit haar voegen barst van de kunstschatten die de farao’s uit het oude Egypte verzamelden. Maar waar die koningen hun rijkdommen voornamelijk te danken hadden aan haast onuitputtelijke goudmijnen, is de collectie van schaatsen, Hindelooper schilderkunst en de bijeengebrachte historie van vijftien Elfstedentochten (in beeld, geluid, tekst en attributen) het product van puur en hartstochtelijk mensenwerk. Met een schaatshart van goud.
Wie niet warm wordt van het uitgestalde cultureel erfgoed dat goed is voor urenlang kijk- en leesplezier, kan meteen doorlopen naar het pannenkoekrestaurant ‘De Friese Doorloper’. Daar hoeft met name de inwendige mens zich doorgaans niet te vervelen, is de ervaring van familie Bootsma en medewerkers. Het Eerste Friese Schaatsmuseum, geopend op 28 april 1983 en sindsdien als particuliere instantie draaiend zonder een euro subsidie, verdient het predicaat kroonjuweel.
Of het vanzelfsprekend is, dat 750 vierkante meter schaatsgeschiedenis in al z’n facetten intussen ruim 41 jaar bestaat? Het antwoord is even simpel als voorspelbaar. Nee. “Ons museum hoeft echter niet winstgevend te zijn. Met die intentie is het ook nooit van de grond gekomen”, zegt Pieter Bootsma, die tegenwoordig directeur is en zo in de niet te missen voetsporen van zijn vader Gauke is getreden. Die staat zijn hele leven te boek als decoratieschilder, maar werd al vroeg gegrepen door alles wat met het schaatsen in zijn Friesland had te maken. De enige oplossing was beide ‘takken van sport’ te combineren: de opstart van een museum annex schilderatelier waar de Hindelooper stijl de boventoon voerde. Gauke, maar ook zijn vrouw Gretha troffen het: zoon Pieter raakte net zo verknocht aan het beschilderen van allerlei gebruiksvoorwerpen, de grootste bron van inkomsten.
“De liefde voor het schaatsen hebben ik en mijn twee zussen (Hendrika en Grietje, red.) van onze ouders gekregen. Met dien verstande dat mijn vader een echte schaatshistoricus is geworden, en ik zeker niet. Ik ben meer een schilder en daarnaast een liefhebber die niet alles hoeft te weten van het schaatsen. Juist daarom houd ik zo van het museum waar we zoveel mogelijk dingen organiseren om het rendabel te maken. In februari van komend jaar is er bijvoorbeeld weer een reünie voor de deelnemers aan de Elfstedentocht van 1985. Dat doen we om de vijf jaar. In 2026 is er dan een van de Elfstedentocht van 1986, en het jaar erop van de editie 1997. In januari 2023 hebben we de tocht van zestig jaar geleden, 1963, opnieuw beleefd. De televisie was erbij. Toen zaten hier snikkende mannen aan een tafel die herinneringen ophaalden aan de podiumhelden van 1963 (Reinier Paping, de winnaar, Jan Uitham en Jeen van den Berg, red.) die er allemaal niet meer zijn. Als museum zijn we er…”, en Pieter moet hard lachen, “best bij gebaat dat er weer snel een nieuwe Elfstedentocht komt. Mocht dat gebeuren, dan hangen we hier wel een paar extra vlaggen aan de gevel, hahaha!”
Oude helden van weleer die bijeenkomen, dat genereert publiciteit en daarmee aandacht voor het museum. Nu passeren zo’n 15.000 bezoekers jaarlijks de kassa. Topjaar? 2009, toen de Elfstedentocht honderd jaar bestond. Bootsma erkent dat de speciale exposities die eens in de zoveel tijd worden gehouden, nauwelijks extra bezoekers trekken. “Het gaat over lang vervlogen tijden. Het heeft niet veel te betekenen voor de jeugd van nu, helaas. Veel toeristen die naar Hindeloopen gaan, doen dat niet om het museum te bezoeken. Dat gebeurt pas wanneer ze hierlangs wandelen. De term Elfstedentocht zegt de mensen nog wel iets. Misschien moeten we de naam wel veranderen in Elfstedenmuseum. Daar moeten we met het bestuur maar eens over praten. Al blijft zo’n naamswijziging altijd lastig hè.”
Hoe zit het met de toekomstplannen? De kans is groot dat er meer wordt ingezet op kunstschaatsen, shorttrack, wellicht zelfs ijshockey. “D’r is vraag naar”, merkt Bootsma op. Zijn voorkeur blijft echter uitgaan naar de collectie schaatsen die het museum herbergt: minstens duizend verschillende paren zijn er te bezichtigen. En wie een stukje nostalgie in huis wil halen, kan probleemloos een paar doorlopers van honderd jaar oud aanschaffen in de winkel. Pieter doet een paar passen opzij, naar een rek vol houten schaatsen. “Ze zijn eigenlijk niet museumwaardig, want hier (hij pakt een stel beet) zijn er een miljoen of meer van gefabriceerd. De toeristen zijn er toch happig op: het zijn wel de ‘houtjes’ waar het merendeel schaatsen ooit op heeft geleerd.”
Meer informatie over dit unieke museum is hier te vinden.