Calgary, Salt Lake City, Hamar, Zakopane, Collalbo, Berlijn, Erfurt, Baselga di Pinè, Inzell. De Uithof, en Thialf, natuurlijk. Hij reed overal. En dat ging op sommige momenten verrekt hard. Frank Hermans werd twee winters achter elkaar Nederlands juniorenkampioen op de drie en vijf kilometer, won een wereldtitel op de ploegenachtervolging en zegevierde in het eindklassement van de World Cup, voor Sverre Lunde Pedersen. Het was wachten op de definitieve sprong naar de top.
Het is anders gegaan. Het nomadenbestaan van een (langebaan)schaatser leidt Hermans al even niet meer. In 2017 is-ie gestopt, na het Zuid-Hollands kampioenschap op zijn thuisbaan De Uithof. Hij zwerft tegenwoordig wel weer, en naar hartenlust, omringd door honderdvijftig dribbelende, grazende en een enkele keer blatende bolletjes wol. Zo tref ik hem deze woensdagmiddag op een wat eigenaardige plek: op amper 250 meter afstand raast duidelijk hoorbaar het verkeer voorbij over de A4, terwijl aan de noordkant de A13 richting Rotterdam minstens zoveel herrie produceert. Een scherm van bomen heeft gelukkig een aardig geluiddempende werking. Frank heeft net met assistentie van Vicky, zijn bedrijvige en alerte schaapshond, de kudde verplaatst in het Elsenburgerbos. In dat aangelegde wandelpark laat de eigenaar - de gemeente Rijswijk - op natuurlijke wijze de grasvelden maaien door schapen.
De beesten staan nu op een terrein dat is afgezet met een omheining van netten. “Hier blijven ze vannacht slapen. Waar ik de dieren zojuist vandaan heb gehaald, liepen ze vrij rond. Dat wil de gemeente Rijswijk: op een groter veld kunnen de schapen schooieren en degene die wat afdwalen worden door Vicky weer teruggehaald. Ik houd een oogje in het zeil”, vertelt Hermans. Zijn toelichting doet me denken aan de wervende tekst die ik op internet heb gelezen over het bijzondere vak dat deze oud-schaatser tegenwoordig uitoefent.
‘Schaapherder is een prachtig beroep, als je houdt van schapen en honden. Het is een eeuwenoud ambacht, maar je moet er ook tegen kunnen om vies te kunnen worden. Je moet hard en zelfstandig kunnen werken, en ertegen kunnen om alleen te zijn. Tegelijkertijd moet je ook niet mensenschuw zijn, want je bent als schaapherder ook ambassadeur van het terrein dat je met je schaapskudde begraast. Dat betekent dat je goede, communicatieve vaardigheden moet hebben’.
“Nee, dit is nooit eerder in me opgekomen. Dit is puur toevallig op mijn pad beland. Ik wilde eigenlijk boswachter worden, maar de eerste gesprekken bij Staatsbosbeheer vielen me tegen. Bovendien verwacht Bos en Natuur van kandidaten dat ze al jarenlang vrijwilligerswerk verrichten en dat je een bepaald certificaat hebt. Dat was allemaal niet van toepassing op mij, waardoor het nog minstens een jaar zou duren voordat ik in aanmerking kon komen. Ik wilde wel wat anders dan wat ik deed: bij de Centrale Sterilisatie Afdeling (CSA) medische hulpmiddelen reinigen en desinfecteren. Had behoefte om naar buiten te kunnen. Niet dat ik per se een buitenmens ben, maar ik was altijd aan het trainen, en dat gebeurde meestal buiten. Of op De Uithof, wat je semi-buiten kunt noemen.”
Hermans zegt dat hij sinds juni de opleiding tot schaapherder volgt. Een dag per week moet hij naar school, in Velp, de overige dagen leert hij de kneepjes van het vak in de praktijk. “De eerste drie dagen van mijn dienstverband is mijn baas meegelopen, daarna liet hij me los en ben ik opgetrokken met een collega die me van alles vertelde. Vicky kreeg ik al een paar weken voordat ik in dienst kwam mee naar huis, om te wennen.”
Lachend: “Ze is alleen nu wat loops en daardoor luistert ze niet zo heel goed. Maar dat is ook zo weer voorbij. Het is fijn werk, ik geniet ervan. Lekker rustig. Geen gezeik. Vrijdags is de schooldag. Dan krijg ik biologie, anatomie van het schaap, de pathologie oftewel de ziektes die voorkomen. Oh ja, en de schapen waarmee ik werk zijn Kempische heideschapen, gekruist met Suffolk, een snelgroeiend Engels ras.”
De schapenkaken malen ondertussen de groene sprieten. Sommige zijn neergestreken om te herkauwen. “Ze hebben geen naam, zoals bij koeien, wat het lastiger maakt ze allemaal te herkennen. D’r is een paar dat altijd vooroploopt wanneer ze van plek veranderen. Zodra die meegaan, volgt de rest. Het blijkt dat de lammetjes van de leidschapen ook leidschapen worden. Die kun je extra aan je leren wennen door ze vaker de fles te geven.”
De prangende vraag aan een schaapherder die seizoenen achtereen alles op alles zette om te slagen als schaatser, maar nu overdag vrijwel alleen gezelschap heeft van dierlijke wezens en uren kan besteden aan andere zaken: taalt die nog naar de sport? “Ik volg het zoveel mogelijk, probeer de ontwikkelingen bij te houden. Vorig jaar gaf ik nog training, maar daarmee ben ik gestopt vanwege dit werk. Omdat ik altijd de hond bij me heb, is het ook niet zo praktisch. Ik mis het schaatsen niet erg, al wil ik in de toekomst misschien een keer meedoen aan de wedstrijden voor masters. Mijn vader en mijn broer zijn er ook druk mee bezig. Och, ik koop een keer een licentie en meld me dan aan voor een race. ’ns Kijken hoe het zal gaan, want het is lang geleden dat ik voor het laatst aan de start stond…”