Ook de complete uitslag van deze eerste topschaatswedstrijd ter wereld bleef bewaard en daaruit blijkt dat Froukje tien ritten won en zo bij de laatste acht kwam, waar ze van de lijst werd gereden door Janke Wijbes. Dat was geen schande, want de pas zestienjarige hardrijdster uit Damwâld haalde de finale, waarin ze het moest afleggen tegen Trijntje Pieters Westra, de dochter van een veldwachter uit Poppenwier.

Van al die vrouwen die twee dagen lang zo'n 15.000 toeschouwers per dag naar de stadswallen onder de Oldehove trokken, was tot nu toe vrijwel niets bekend. Froukje Martens werd op 25 december 1785 geboren als dochter van veehouder Marten Tijmens Jelgersma en Akke Pieters Hoitema uit Wirdum en ze trouwde op 29 mei 1811 met timmerman Pals Geerts Bleeksma uit Deersum. Dat was een schaatsenrijdershuwelijk, want Pals reed in 1809 mee in de hardrijderij van Sneek en hij voltooide dat jaar met zijn vriend Pals Visser de Elfstedentocht. De heren waar daarmee de eerste Elfstedenrijders waarvan de namen bekend werden.

Het zijn zomaar wat wetenswaardigheden uit het onderzoek voor het boek Hardrijderijen in Friesland. Er werden ruim 3600 (!) uitslagen en wedstrijdaankondigingen in de negentiende eeuw gevonden. In al die wedstrijden gingen 63.525 rijders van start, terwijl 3059 vrouwen zich voor individuele rijderijen aanmeldden. Bovendien schreven zich 13.429 rijders en rijdsters in voor de toen ook erg populaire hardrijderijen voor paren.

In totaal betekent het dat 79.857 (!) wedstrijdschaatsers in de baan kwamen, maar lang niet alle wedstrijden werden in de kranten gemeld en deelnemersaantallen ontbraken ook vaak bij de uitslagen. Het totale aantal deelnemers aan het kortebaanschaatsen in een tijdsbestek van een eeuw lag volgens onderzoeker Ron Couwenhoven ongetwijfeld ver boven de 100.000. Er werd ook een totaalbedrag van f. 183.389,75 aan prijzengeld achterhaald. Dat is vergelijkbaar met 2.257.293 euro (4,8 miljoen gulden) anno nu volgens de omrekeningstabel van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

Deze tabel is gebaseerd op de kosten van dagelijks levensonderhoud. Maar het totale prijzenbedrag lag aanzienlijk hoger, want lang niet overal werden de prijzen bekend gemaakt. Bovendien werden er ook nog een onafzienbare reeks gouden en zilveren voorwerpen verreden als oorijzers, tabaksdozen, horloges, sigarettenpijpjes, krukkentrekkers, lepels en vorken en zelfs een met zilver gemonteerde zweep voor een jeugdwedstrijd in Lekkum die door de pas 12-jarige Jan Jansma uit Rinsumageest na drie dagen strijd met 142 (!) concurrenten werd gewonnen.

Topsport

De cijfers tonen onomstotelijk aan dat het kortebaanschaatsen tussen 1800 en 1900 in Friesland op een veel hoger niveau en veel omvangrijker was dan tot nu toe werd aangenomen. Er kan volgens Ron Couwenhoven zelfs van topsport gesproken worden.

'Weliswaar duurde het lang voor er trainingsmethodes in zwang kwamen, maar de grote rijderijen in de steden Leeuwarden, Harlingen, Sneek en Dokkum trokken vaak meer dan honderd deelnemers en altijd stonden er tal van toprijders aan de start,' zegt de onderzoeker. 'Ook mag niet vergeten worden dat Friese kinderen van jongsaf aan schaatsenrijders waren en op het ijs vaak om het hardst reden zonder dat er een wedstrijd was. Daar zijn genoeg beschrijvingen van. Er werd dus feitelijk wel getraind in een ijswinter, maar men wist niet dat dat zo heette.'

Ulbe van Dijk
Ulbe van Dijk

Het hoogtepunt werd bereikt op 11 januari 1864 toen De IJsclub in Leeuwarden voor het eerst een prijs liet verrijden die door het koninklijk huis beschikbaar was gesteld. Drie jaar eerder was kroonprins Willem beschermheer van de club geworden en hij had een fraaie pendule met zittende Minerva, de godin van de kunst en de vrede, geschonken als prijs voor de eerstvolgende hardrijderij. Er meldden zich liefst 165 hardrijders en van hen was Ulbe van Dijk, een 22-jarige boerenzoon uit Gauw, de snelste.

Daarmee ging een onwaarschijnlijke schaatsenrijderscarrière van start die liefst achttien jaar zou duren. Van Dijk, van wie tijdens het onderzoek ook voor het eerst foto's gevonden werden, werd de absolute ster van het Friese hardrijden in de negentiende eeuw. Hij won 99 prijzen en premies en was daarmee goed voor een gewonnen prijzenbedrag dat rond de 9000 gulden lag. Niemand zou hem overtreffen. Ook niet in de twintigste eeuw.

De overmacht van Ulbe was zelfs zo groot dat de ijsclubs in Bolsward en Blauwhûs in de advertenties, waarin zij hun rijderijen aankondigden, plompverloren meldden dat Ulbe van Dijk 'wegens zijn bekend snel schaatsen' niet aan de start mocht komen. Want dat had een zeer negatieve invloed op de belangstelling van andere rijders die dan liever voor een wedstrijd kozen waar ze meer kans op een prijs hadden.

Klauwer

Ooggetuigen meldden over Ulbe van Dijk dat 'hij een zeer mooie, vaste streek had, die nooit mis ging.' Ulbe was dus geen klauwer, zoals de meeste Friese hardrijders, maar een begenadigd schaatsenrijder met een goede techniek, wat veel verklaard over zijn onafzienbare successenreeks.

Net als Van Dijk was Jantje de Boer uit Hommerts ook zo'n totaal vergeten fenomeen van het ijs. Zij werd op 23 juli 1844 als dochter van de dertigjarige slachter Hendrik Everts de Boer en Reinskjen Dirks Zuiderveld uit Hommerts.

Op 30 januari 1864 maakte het Dagblad voor Zuid-Holland en 's-Gravenhage bekend, 'dat door Jantje de Boer, een meisje van 20 jaar, gedurende de weinige dagen van ijsvermaak f. 600,- is gewonnen.' Nog nooit eerder was een vrouw zo succesrijk in de hardrijderijen. Het was net zoveel als het jaarsalaris van de burgemeester van Sneek.

Jantje behaalde haar successen vooral in wedstrijden voor paren, waarin zij als achterrijdster van Wiebe van der Meulen uit Sneek reed. Zij was de eerste vrouw die er in slaagde gedurende meerdere winters wedstrijden te winnen. Ze deed het zelfs op 3 januari 1865 in Lemmer toen zij vier maanden zwanger was. Met Wiebe reed ze in de eindrit het topkoppel Auke Boskma en Trijntje de Haan naar huis wat 120 gulden opleverde. Op 7 mei beviel de dienstmeid uit Hommerts van een zoontje dat Engele werd gedoopt.

Bovenstaand verhaal komt uit het boek 'Hardrijderijen in Friesland - Volksvermaak op het ijs 1800 – 1900', dat gisteren is verschenen.

Dit fraaie boek is een standaardwerk over de ontstaansgeschiedenis van het hardrijden op de schaats in Friesland en dus Nederland. Voor dit boek is door journalist Ron Couwenhoven zes jaar onderzoek gedaan in nauwe samenwerking met het Eerste Friese Schaatsmuseum in Hindeloopen.

Dit onderzoek leverde tal van nieuwe gegevens op over legendarische kampioenen en tot nu toe onbekende toprijders-en rijdsters. Er zijn zo'n 300 rijders beschreven en uitvoerige beschrijvingen opgenomen over de eerste topwedstrijden in 1805 en 1809, waarvan de uitslagen bewaard bleven. Ruime aandacht is er voor de opkomst van de ijsclubs, jeugdwedstrijden, spekrijderijen, het parten - het onderling verdelen van de prijzen - de opkomst van het langebaanschaatsen en alle andere zaken die met het hardrijden in de negentiende eeuw te maken hadden.

Hardrijderijen in Friesland - Volksvermaak op het ijs 1800 - 1900, in luxe uitvoering op groot formaat (34 x 24 cm), omvat 496 pagina's en 300 illustraties. Het boek is te bestellen door overmaking van € 39,50 op bankrekeningnummer NL55 ABNA 0411 4700 78 t.n.v. stichting Archief Ron Couwenhoven, Zaandam o.v.v. naam en adres.