Zo valt voor hem het dagelijks ritme van het werk op zijn paardenfokkerij in Woubrugge prima te combineren met hier en daar een gesprek over de klapper van 25 jaar terug, een fotoshoot of een optreden bij de NOS dan wel RTL. Gewoon niet te gek doen, zo luidt zijn credo dat tegelijkertijd het kompas van zijn leven bepaalt. Het boer-zijn mag dan allang niet meer opgaan voor de 54-jarige ondernemer, de daarbij behorende nuchterheid is nooit ver weg.
Die eigenschap koppelt hij meteen aan de Tocht der tochten, én aan illustere voorgangers die wonnen. “Goed beschouwd zijn Reinier….” Angenent onderbreekt zijn zin. “Dat moet natuurlijk 'was' zijn. Ik ben (dinsdag 28 december jl., red.) op zijn begrafenis geweest. Mooie crematieplechtigheid trouwens… Nee, wat ik wil zeggen: Reinier, Evert van Benthem en ik lijken op elkaar, want alle drie zijn we altijd zo nuchter als wat gebleven. Niemand van ons liet zich gek maken door iets of iemand, dat is de grote kracht gebleken en een van de belangrijkste redenen voor onze overwinningen.”
Angenent was in 1997 niet de grote favoriet, dat scheelde ook. Hij noemt het een logisch gevolg van de ongelijkheid van de ploegen in die dagen. De naam van Ruud Borst valt, de lange, voormalige tuinder die in álle lange natuurijstochten voorafgaand aan de Elfstedenrit podiumplaatsen bemachtigde. “Hij gold als de te kloppen man. Dat had veel te maken met het feit dat hij voor Klerk’s reed, het grootste team met het meeste geld. Die formatie had steevast zes man voor zich rijden, terwijl wij (Netwerk VSP, red.) het met drie jongens moesten rooien.”
“Neem bijvoorbeeld de Westland-marathon in Maasland. Er ontstond een kopgroep van zes, zeven gasten, met drie of vier van Klerk’s erbij. Die wilden nog niet meerijden omdat ze op nog wat extra versterking van achteruit wachtten. Het einde van het liedje was dat ik in de eindsprint met drie centimeter verloor van Borst. Een verschil van niets, wat ik op het moment zelf uiteraard heel frustrerend vond, maar me naderhand ontzettend blij maakte. Je kon beter niet te veel in the picture geraken. Ik herhaal het nog eens: ploegenspel bepaalde toen en nu veel. Als Evert Hoolwerf bij een klein ploegje als Viehhofen zou hebben gereden, had hij misschien een keer gewonnen in de Trachitol Trophy. Dankzij de kracht van Hoolwerf Heiwerken/AB Vakwerk was het nu alle dagen raak. Ik moet er wel aan toevoegen dat hij werd geholpen door de koekenbakkers van Jumbo-Visma en Royal A-ware die hun potentieel geen seconden benutten…”
Terug naar zijn grootste prijs uit zijn lange marathonloopbaan en de vraag waarom Angenent op die bitterkoude zaterdag de beste was. “De wedstrijd werd een gevecht van man tegen man. Je zat wel in een ploeg, maar in de koppies van iedereen zat een ding: zelf willen winnen. Op de Weissensee een race over tweehonderd kilometer rijden is wat anders dan de Elfsteden. Op die Friese wateren lag de hele teringzooi na Sneek volledig uit elkaar. Dat gebeurde automatisch door de verschillende elementen, variërend van het hardlopen bij de start, tot de snelheid bij het aantrekken van de schaatsen op de Zwette, en door dat verraderlijke weer. Alles zorgde voor een schifting.”
“Als het nu weer zo zou zijn, dan zouden er hooguit veertig man rond Sneek bij elkaar zitten, maar daarmee houdt het op”, denkt Angenent hardop, een beetje filosoferend over een volgende editie. “Aan de Alternatieve Elfstedentocht op de Weissensee doen 150 man mee van wie er 140 zijn die de eerste honderd kilometer aan kunnen. Die eerste fase wordt er gecontroleerd en hoef je als favoriet niets te doen. Dat is wat anders dan tijdens de Elfsteden. Ik denk dat het ploegenspel wel een rol zal spelen, maar veel minder dan in Oostenrijk. Vergeet niet: je weet ook niet waar je rijdt, hè, ondanks de moderne communicatiemiddelen. Er zal vast wat meer contact mogelijk zijn met de mensen langs de route die je volgen. Toch ben je op jezelf aangewezen. Tenzij je als ploegleider van een team een eigen netwerk kunt opzetten, maar anders wordt het lastig om continu te communiceren met je rijders.”
Nog een extra obstakel: het meedoen aan de Elfstedentocht was een onbekend avontuur, niet te vergelijken met wedstrijden over 150 of tweehonderd kilometer die jullie eerder schaatsten. Daar moest je ook mee kunnen omgaan, lijkt me.
“Ik ben opgegroeid op een boerderij en gemiddeld genomen waren de boeren in die tijd (nu zijn ze meer manager) gewend om met tegenslagen om te gaan. Daar kwam bij dat ik áltijd buiten was. Laat ik er nog eens een voorbeeld bij pakken. Ik was vorige week bij de eerste natuurijsmarathon van deze winter in Noordlaren, omdat drie jongens van mijn team (Ormer ICT, red.) mochten rijden.”
“Op de terugweg zaten ze te vertellen wat ze aan kleding hadden aangetrokken: drie of vier shirts over elkaar! Terwijl het -3 graden was! Wat moeten die gasten aan wanneer het vijftien graden vriest? Met alle respect, die jongens hebben natuurlijk een geweldige accommodatie in Heerenveen, waar ze alle dagen bij dertien plus kunnen trainen. Ondertussen worden ze niet afgehard. Dat zie je op natuurijs, dan is er meteen een enorme schifting door de elementen, de kou enzovoort Ik plukte spruiten met de kop uit de sneeuw met mijn blote handen. Bovendien had relatief weinig kleren aan in de Tocht.”
Er waren in 1997 veel meer mannen van jouw slag. Had je desondanks een voorsprong in dat opzicht?
“Ik denk het wel. Dat geldt niet alleen voor mij. Wat ik eerder zei: de nuchterheid die Paping, Van Benthem en mij typeerde, heeft ontzettend geholpen. Niks of niemand bracht ons uit ons evenwicht. Wat zal er gebeuren bij de eerstvolgende Elfstedentocht? Het wordt gekker dan gek. Kijk wat een media heisa er tegenwoordig is. Blijf dan maar eens met beide beentjes op de grond staan en de juiste dingen doen. Negen van de tien rijders zijn al geklopt voordat ze starten omdat ze helemaal gek zijn gemaakt in de kop. Die slapen niet meer, sommigen drie nachten achter elkaar, omdat ze alleen bezig zijn met de race. Als ik de Tocht win, die gedachte… Ik ben er nooit mee bezig geweest. Nooit. Dat kun je mensen ook niet aanleren. Ik kan de jongens in de ploeg wat sturen, maar als je bevattelijk bent voor de waanzin die de Tocht zal losmaken, word je gek in je hoofd en dan ga je er gewoon aan.”
Wie waren dé mannen in 1997?
“Henk van Benthem, Everts broer, deed mee, maar hij was niet zo’n grote favoriet, omdat hij niet veel had gewonnen. Er werd meer gewezen naar Yep Kramer, Erik Hulzebosch, Lammert Huitema, misschien Piet Kleine en naar mij, al had ik niet eerder een race over tweehonderd kilometer uitgereden. In dat opzicht was het dus al een vraagteken voor mezelf.”
Was je wel de hardste, de sterkste, of de slimste?
“Of ik de slimste was weet ik niet. Wel de sterkste denk ik. Ik deed die dag ook alles goed, én de dagen ervoor. Vorige maand woonde ik de Elfstedenjaarvergadering bij. Vanwege het naderende jubileum interviewde Herbert Dijkstra van de NOS me, waarbij hij enkele beelden van 1997 gebruikte. Op een fragment zag je dat Kleine viel, waarna ik riep naar de anderen in de groep dat ze moesten wachten. Sommige mensen zeggen: ‘Dat is sociaal’. Misschien was dat ook zo, maar vijftig kilometer verder reed ik met Piet naar de kopgroep. Met andere woorden: het was ook eigenbelang dat hij er zo lang mogelijk bij zou blijven. Het ging niet bewust op dat moment, ik dacht wel: ik moet Piet erbij houden, want hem kan ik wel hebben in de sprint. Dat deed ik goed…enne…”, hij pauzeert een tel, om te eindigen met: “de winnaar heeft altijd gelijk, hè.”
Henk, stel: er wordt een nieuwe Elfstedentocht uitgeschreven. Schets de toekomstige winnaar eens: waar moet die aan voldoen, of wat geeft de doorslag?
“Een Elfstedenwinnaar is een allround schaatser en daar bedoel ik mee: geen sprinter, ook geen hardrijder die urenlang een strak tempo kan volhouden. Nee, het zal een vent zijn die het verschil kan maken door snelheid, koersinzicht….” Angenent denkt na….. “Hij moet nuchter zijn, bekend met winnen, en bij voorkeur toch niet te veel in de aandacht staan. De kandidaat-winnaar zal niet te jong zijn. Ik noem geen namen, al heb ik er wel enkelen in m’n gedachten.”
Wordt parcourskennis belangrijk?
“Ik denk wel dat je moet weten waar je zit en weet hoeveel kilometer je hebt gereden. De hele afstand blind kunnen rijden is niet nodig. Je wordt gestuurd. Ach, tegenwoordig rijden al die gasten daar ook rond op hun racefiets. Ze zijn allemaal profs die er zoveel meer bezig zijn als wij in onze tijd.”
De Elfstedentocht was in 1997 nog een echt avontuur. Is dat anno 2022 nog steeds het geval?
“Het wordt meer (be)geleid, maar uiteindelijk moet je afrekenen met onverwachte elementen. Als een wielrenner lek rijdt op een racefiets krijgt-ie binnen tien seconden een nieuw wiel. Rijd je je schaats krom, dan kun je ’m nog uittrekken en proberen recht te buigen. Anders ben je klaar. En in de noordhoek van Friesland kun je wel verzorgers hebben, maar als er geen auto in de buurt van het ijs kan komen…., wat dan? Degene met de sterkste kop, schaatskwaliteiten en die klaar is, wint.”
“De marathonrijders van tegenwoordig trainen allemaal voor de Weissensee (dat wordt vanwege corona straks het Zweedse Lulea). Echter, je moet van 1 januari tot eind maart zorgen dat je de Tocht alle dagen kunt rijden, want die kan morgen komen, over vier weken of over twee maanden. Dan moet je vorm hebben. Je mag er niet aan denken, maar je moet er wel rekening mee houden. Dat maakt het zo mooi, die onvoorspelbaarheid van het natuurijs…”