‘IK HAD NOG NOOIT ZOVEEL CAMERA’S EN JOURNALISTEN OM ME HEEN GEZIEN’
“Het was een race die ik reed als nooit tevoren. Alles viel op zijn plek, niet alleen fysiek maar ook mentaal. Mijn familie en vrienden, die me al die tijd gesteund hadden, waren erbij. Mijn vader, mijn broers, m’n toenmalige vriend en mijn vaste vriendinnengroep die ik al kende sinds de kleuterschool, stonden allemaal langs de kant. Dat maakte het plaatje compleet. Als ik nu terugkijk, weet ik dat dit een eenmalige ervaring was. Zelfs als ik nog een keer zo’n grote prijs zou winnen, zou het nooit hetzelfde gevoel oproepen. Alles was toen een verrassing, zelfs voor mij.
In 2018 had ik me als derde Nederlandse geplaatst voor de Olympische Spelen in PyeongChang op de 3000 meter. Er werd niet over mij gesproken als een serieuze kanshebster. Natuurlijk wist ik dat ik kans op een medaille zou maken als ik mijn beste race zou rijden, maar goud winnen? Dat had ik nooit durven denken. Het enige wat ik kon doen, was hopen en dromen. Het moment dat alles samenkwam, was magisch. Alle jaren van vallen en opstaan leidden tot dat ene moment waarop ik mijn beste rit ooit reed.
De ochtend van die gouden race begon rustig, althans, dat probeerde ik mezelf voor te houden. Ik stond op met een goed gevoel, iets wat ik zelden op zo’n manier heb ervaren. Ik herinner me nog dat ik in de bus stapte om naar de ijsbaan te gaan voor de ochtendtraining. De zon scheen fel. De logistiek rondom de bussen was in Zuid-Korea soms een uitdaging. Mijn vriend van destijds, Sjoerd de Vries, had me zelfs gewaarschuwd dat er iets mis kon gaan. En inderdaad, de bus waar ik in wilde stappen was vol. Maar in plaats van te stressen, bleef ik kalm, wat normaal gesproken niet in mijn aard ligt, zeker niet op zulke momenten. Ik dacht bij mezelf: Als ik nu niet kan inrijden, dan is dat maar zo. Uiteindelijk vond ik een andere bus en bereikte ik de ijsbaan net op tijd.
Dat kalme gevoel bleef de hele dag hangen. Ik voelde een soort berusting. Het was alsof ik al tevreden was dat ik daar überhaupt stond, op de Olympische Spelen, met mijn familie en vrienden erbij. Natuurlijk wilde ik winnen, maar er was geen druk zoals ik die normaal gesproken voelde. Ik dacht alleen maar: Ik ga hier mijn beste rit rijden, wat er ook gebeurt.
Toen het moment van de race naderde, was ik volledig gefocust. Ik reed mijn rit. Eenmaal over de finish had ik nog geen idee wat het waard zou zijn. Ik wist dat ik een goede tijd had neergezet, maar ik dacht niet dat het genoeg zou zijn voor goud. Er waren nog vier schaatssters na mij die ook kans maakten op de titel. Het wachten was zenuwslopend. Er volgde een lange dweilpauze, en ik wilde niet alleen op het middenterrein zitten met alle camera’s op mij gericht. Gelukkig kon ik naar mijn familie op de tribune. Daar keek ik samen met mijn vader naar de resterende ritten.
Mijn vader was enthousiaster dan ik. Hij geloofde dat ik had gewonnen, terwijl ik nog steeds niet zeker was. Pas toen Martina Sáblíková - die in de laatste rit zat - haar laatste ronde reed en het duidelijk werd dat ze mijn tijd niet zou verbeteren, begon het tot me door te dringen: ik was olympisch kampioene! Het gevoel dat toen door me heen ging, was onbeschrijfelijk. Het was een mix van ongeloof en pure vreugde. Ik herinner me dat ik mezelf bleef afvragen: Ben ik echt olympisch kampioene?
De uren na mijn overwinning waren een waas. Ik werd naar het middenterrein geroepen, sprak premier Rutte aan de telefoon - al herinner ik me daar weinig van - en moest direct door naar de pers. De mediabelangstelling was overweldigend. Ik had nog nooit zoveel camera’s en journalisten om me heen gezien. Interviews volgden elkaar in rap tempo op. Het voelde alsof ik in een achtbaan zat.
Na alle persmomenten kwam het echte besef pas. Ik was niet alleen de winnares van de race, ik was olympisch kampioene. De huldiging, het volkslied, het stond allemaal in het teken van dat ene moment waarop alles samenkwam. Het was een droom die uitkwam, en zelfs nu, jaren later, voelt het nog steeds als iets onwerkelijks. Als ik terugkijk, besef ik dat op die dag alles klopte. Van de ontspanning die ik voelde in de bus tot het vertrouwen dat ik in mezelf had tijdens de race. Het was mijn moment; het moment waarop ik alles gaf en boven mezelf uitsteeg.”