‘TOT DAT MOMENT VOELDE IK ME EEN TOESCHOUWER IN MIJN EIGEN SPORT’

“Ik won voor het eerst een wedstrijd op natuurijs bij de A-rijders, en dat veranderde alles voor mij. Tot dat moment voelde ik me meer een toeschouwer in mijn eigen sport. Ik keek tijdens onze kunstijswedstrijden vaak naar de grote namen als Arjan Stroetinga, Sjoerd Huisman en Karlo Timmerman, terwijl op natuurijs mannen als Tristan Loy, Lars Hoogenboom en Ruud Aerts de dienst uitmaakten. Ik wist dat ik talent had, maar ik moest dat nog verder ontdekken.

Het was 12 februari 2009. Met mijn marathonploeg ‘Schuurman Schoenen’ was ik in Zweden neergestreken voor de Grand Prix-reeks op het Runnmeer. We waren met twaalf man en er hing een fantastische sfeer. We schaatsten een reeks van zes wedstrijden en we verbleven ruim twee weken in een sporthotel met een groot deel van het marathonpeloton. Het voelde als één grote familie. De wedstrijd die ik won, was 150 kilometer lang. Achteraf bleek dat deze afstand mijn specialiteit zou worden, hoewel ik dat op dat moment nog niet wist.

Na zo’n honderd kilometer was iedereen uitgeput en kon ik eenvoudig wegrijden met Ruud Aerts en Tristan Loy. Ik keek om me heen en dacht: ze laten ons gaan. Maar dat was niet het geval. De rest was gewoon op. Zelf was ik ook kapot en er was een verraderlijke scheur op het parcours die ik probeerde te vermijden. Echter, ondanks mijn voornemen om niet te vallen, ging ik onderuit en belandde met mijn hoofd in een sneeuwrand. Ik moest mezelf letterlijk uit de sneeuw trekken om verder te kunnen. Ondertussen reden Ruud en Tristan gewoon door, want voor hen was ik maar een rookie. Hoewel ik geen ervaring had, was ik op dat moment al bijna dertig jaar oud. Ik was laat begonnen met professioneel sporten.

Het was een geweldige overwinning, maar tegelijkertijd was ik doodsbang

Ondertussen wist ik terug te komen bij Aerts en Loy. Ik zat helemaal stuk, maar kon blijven aanklampen. Al was het aan het elastiek, zoals ze dat noemen. Ik reed steeds op anderhalve meter achter hen en kon niet meer. Ze werden boos op me en dachten dat ik deed alsof ik niet over kon nemen, maar ik had echt niets meer in me. Uiteindelijk eindigden we met z’n drieën in een sprint.

Ik herinner me nog hoe ik, compleet uitgeput, richting de finish reed. Een ploeggenoot stond langs de kant en riep: “Kom op Jouke, sprinten, sprinten!” Ik dacht: Sprinten? Hoe dan? Vrij snel daarna wist ik: Ja, je hebt gelijk, waarom niet? Ik ga! Met nog tweehonderd meter te gaan gooide ik mijn bidon weg en zette de turbo aan. Ik sprintte alles eruit wat ik in me had. En ik won, met een haar. Het was een geweldige overwinning, maar tegelijkertijd was ik doodsbang. Tristan was woedend en wilde me aanvallen. Gelukkig waren we met een grote ploeg. Mijn ploeggenoten vormden een muur om me heen, zodat hij niet bij me kon komen.

Dat moment leerde me een belangrijke les: als je wedstrijden wilt winnen, moet je schijt hebben aan alles. Van nature ben ik een lieve jongen, maar op dat moment leerde ik dat je in de sport soms meedogenloos moet zijn. Het is ook mooi als je een team om je heen hebt dat niet alleen samen met je viert, maar je ook beschermt wanneer dat nodig is. Achteraf gezien was het voor mij misschien een heftiger moment dan voor Tristan en Ruud.

In topsport is vijandschap eigenlijk net zo intens en mooi als vriendschap. Je hebt een bijzondere relatie met je concurrenten en dat maakt de sport zo speciaal. Die dag in Zweden had ik totaal niet het gevoel dat ik zou winnen. Het was het einde van het seizoen, en ik was pas net professioneel aan het meedoen. Het jaar ervoor reed ik nog voor spek en bonen mee. Uiteindelijk bleek dat de Schuurman Schoenen ploeg uit het noorden van het land, waar ik als Fries terechtkwam, precies de plek was waar ik hoorde.

Het was een prachtig moment, waar ik nu - jaren later – met trots op terugkijk. Ik heb veel geleerd die dag, zowel over de sport als over mezelf. Het winnen van die eerste natuurijswedstrijd markeerde een keerpunt in mijn carrière. Het ging niet zonder slag of stoot, maar het was absoluut de moeite waard.”

Moment van Jouke