‘HET WAS EEN SURREALISTISCHE ERVARING’
"Ondanks twee deelnames aan de Olympische Spelen, podiumplekken en winst op EK’s en WK’s, kies ik toch voor een wereldbekermoment. Na de winst op het NK Afstanden stond ik in het seizoen van 2001-2002 tijdens elke wereldbeker op het podium op mijn favoriete afstand, de 1500 meter. De laatste World Cup van het ‘Europa-blok’ had plaats op De Uithof in Den Haag, mijn thuisbaan. Dat moment, aan het einde van een succesvolle reeks, is voor mij nog altijd één van de mooiste herinneringen uit mijn carrière. Het voelde alsof alles op zijn plek viel; ik was in topvorm.
In Den Haag waren de omstandigheden allesbehalve ideaal. De baan was half overdekt. We reden in de mist, echt dikke mist. Het was een surrealistische ervaring. De camera’s konden ons nauwelijks volgen. Toch was het een moment van pure concentratie. Ik reed de race tegen de Amerikaan Derek Parra, een geweldige schaatser die later in dat seizoen olympisch kampioen zou worden.
Tijdens dit soort wedstrijden stond ik vol zelfvertrouwen aan de start. Ik was zevenentwintig jaar en had door de jaren heen meer controle over m’n zenuwen gekregen. Ik was een grote en sterke schaatser van ruim negentig kilogram, en reed graag onder zware omstandigheden. Daarnaast kende ik de baan als geen ander en met de steun van familie en vrienden langs de kant was ik in het voordeel.
Na het startschot was ik goed weg. Echter, na 1100 meter was Parra me twee meter voor. Ik kwam heel dichtbij, maar hij was een taaie schaatser. Ik pakte hem net niet. We werden afgetekend één en twee. De Duitser Christian Breuer werd derde. Ondanks m’n tweede plek, voelde het als een overwinning; het was een prachtige, unieke race.
Om uit te kunnen leggen waarom deze specifieke rit mij zo is bijgebleven, moet ik de nasleep van deze wedstrijd vertellen. Alles leek me die winter voor de wind te gaan. Ik lag op schema voor de Olympische Spelen van Salt Lake City in 2002. Ik toonde constant hoog niveau. Toch speelde er iets onderliggend. Ondanks de topvorm waar ik in verkeerde, had ik een zware rugblessure. Een paar weken na de World Cup in Den Haag was er het olympisch kwalificatietoernooi. Achteraf gezien was het een kansloze missie, maar ik werd toch nog vijfde. “We wijzen je wel aan”, werd er vooraf tegen me gezegd door de Selectiecommissie, maar dat gebeurde niet. Het werd een ontzettend traumatische ervaring, die uiteindelijk ook leerzaam is geweest. Hoe pijnlijk het ook was.
Dit is waarom ik met een extra speciaal gevoel terugkijk op de World Cup in Den Haag. Op het moment dat ik de zilveren medaille omgehangen kreeg in De Uithof besefte ik hoe moeilijk het was om een structurele wereldtopper te zijn. Over een periode van acht jaar had ik alle wereldbekerwedstrijden op de 1500 meter gereden. Deze zilveren medaille op mijn eigen baan voelde als bekroning op het keiharde trainen en iedere dag leveren, ondanks de zware rugblessure.
Door mijn ervaring in Den Haag en het contrast met de weken erna weet ik dat het niet altijd draait om het winnen van die ene grote prijs, zoals de Olympische Spelen. Deze waren voor mij altijd een droom, maar ook een bron van stress. Ik vind dat we de Spelen veel te groot en belangrijk maken; we maken elkaar helemaal gek. De focus ligt te vaak op de Olympische Spelen als het ultieme doel, terwijl de kans groot is dat je de grootste euforie daar niet beleeft. De ervaring van het schaatsen zelf, de toernooien, de mooie momenten die je onderweg hebt en het proces zijn juist zo waardevol. Hier wil ik jonge schaatsers, die nu actief zijn, graag op wijzen. Als je alleen maar leeft voor dat ene moment op de Olympische Spelen, verlies je de essentie van wat het betekent om schaatser te zijn. Deze essentie vond ik in Den Haag.
Ondanks dat ik tweede werd en te dealen had met een rugblessure, was ik in de vorm van mijn leven. Ik reed een geweldige race, in de mist, op mijn thuisbaan met familie en vrienden langs de kant. Dit is waarvoor ik het deed; hier kwam alles samen.”