Maar niet alleen het springen heeft hij onder de knie. Ook qua presentatie doet hij figuurlijk niet onder voor de grote jongens. Hij is alleen wel erg klein. Had hij zijn eigen bloemen van het ijs geraapt – strikt verboden vanwege de veiligheid in Minsk – dan was dat niet opgevallen. De sweepers waren namelijk net zo groot, misschien zelfs groter. Toen hij het ijs afstapte na zijn kür, was hij zomaar verdwenen. De boarding bleek toch wel erg hoog.
Shoma Uno is 1.42 meter lang. Of liever gezegd: kort. Maar hij is zeker niet de enige van dat formaat op een WK Junioren. Meerdere ‘mannen’, want zo worden ze toch echt genoemd in het programma, halen de 1.50 meter niet. En dan is het nog maar de vraag of ze met of zonder schaatsen aan zijn opgemeten. In Nederland zouden ze in de categorie Mini’s, zelf als mini bestempeld worden.
Dat de buitenlandse dames klein zijn, daar zijn we inmiddels wel aan gewend. Vooral bij het paarrijden, waarbij het meisje soms twee keer zo klein is als de jongen. De term ‘dwergwerpen’ was geboren. Hoewel je met dat soort verhoudingen natuurlijk de meest technische hoogstandjes voorbij ziet komen – wat weegt dat nou, zo’n meisje van 1.40 meter? – zie ik misschien wel liever ons Nederlandse paar.
Dat gaat qua lengte beter samen en is tenminste een echt paar. Het schaatst met elkaar, in plaats van dat het meisje als attribuut fungeert, hoe knap ook. Begrijp me niet verkeerd, het paarrijden is hoe dan ook de meest spectaculaire discipline van het kunstrijden en ook op de Challenge Cup zal het dit weekend weer genieten worden.
In deze sport hebben we als Nederlanders gewoon pech met onze lengte. Al die lange armen en benen moeten we toch bij een sprong maar binnenboord brengen in no-time. Misschien moeten we net als bij het judo klasses gaan hanteren, maar dan voor lengte. Dan maken wij tenminste ook nog een beetje kans. Hoewel, de huidige Olympisch kampioen, Evan Lysacek, is ook lang: 1.88 meter. Een halve meter langer dan Uno. Er is nog hoop.