Ireen Wüst in actie tijdens het EK in Callalbo in 2007
Het uitzicht op de Dolomieten was prachtig en dat zal het ook zijn als vanaf vrijdag in Collalbo het eerste buitentoernooi wordt verreden sinds januari 2007, toen de atleten het EK op dezelfde baan afwerkten.
De schaatsers keken ernaar uit en de coaches ook. Buiten schaatsen, met het zonnetje op de bol, zo is het schaatsenrijden bedoeld. Of schaatsen tijdens een sneeuwstorm, of als het stervenskoud is en de takken van de bomen die de baan omringen haast bezwijken onder de rijp die aan de takken is gevroren.
Probleem is alleen dat we zulke taferelen sporadisch zien omdat de internationale schaatsbond ISU de toernooien slechts heel af en toe toewijst aan dorpen en steden die met een buitenbaan komen aanzetten, zoals Collalbo deze dagen en volgend jaar Boedapest waar het WK allround zal worden verreden.
Sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw op Thialf een dak werd geschroefd, gingen alle banen overstag of verrezen er overdekte constructies: Calgary volgde snel na Thialf en ondertussen is zelfs ook de baan in het Zuid-Duitse Inzell overkapt. Banen als Davos, Alma Ata, Baselga, het Bislett in Oslo, Lake Placid, Trondheim en Innsbruck, ze komen niet meer voor op de internationale kalender.
Dat is doodzonde. Het schaatsen, jammer genoeg internationaal geen grote sport, veert zeer waarschijnlijk weer op als er in de buitenlucht gestreden wordt om de titels, maar momenteel krijgen zelfs de Noren en Nederlanders - de aartsvaders van het schaatsen - hun overdekte stadions in Heerenveen een Hamar al niet meer zo propvol voor nationale kampioenschappen.
En ondertussen kan de tv-kijker aan de aan hem aangeboden beelden niet meer zien of er een vijftienhonderd meter wordt geschaatst in Changchun, Salt Lake City, Obihiro, Milwaukee, Harbin of Kolomna, de ijshallen zien er door het oog van de televisiecamera’s allemaal hetzelfde uit. De kijkcijfers in Nederland en Noorwegen laten een dalende trend zien.
In Amerika kenden ze ooit een soortgelijk probleem in het profhonkbal. De belangstelling daalde in de periode dat er in zo’n beetje alle stadions kunstgras lag en er flink wat overdekte stadions waren.
Maar de aantrekkingskracht van de donuts, die veelal aan parkeerplaatsen waren gelegen in de periferie van de stad, daalde na een tijdje en toen de Baltimore Orioles in 1992 een nieuw stadion aan de haven betrokken, met een retro look en echt gras, was half Amerika verrukt en de fans keerden terug.
Dat wilden ze wel eens zien, zo wilden ze hun favoriete sport weer beleven. De potsierlijke stadions als die in Houston (het beroemde Astrodome), Seattle, Minnesota en Philadelphia en bakbeesten in Cleveland, Cincinnati en Milwaukee werden niet lang daarna met de grond gelijk gemaakt.
Dat de schaatsers zelf, die in de vrije natuur sporten het mooiste vinden dat er is, pleiten voor strijd onder gelijke omstandigheden (=hal) is vanuit hun oogpunt begrijpelijk, maar ze helpen de schaatssport er zelf niet veel verder mee.
Het publiek wil heroïek, wil strijd tegen de natuurelementen, en de atleten zullen moeten beseffen dat het uiteindelijk ook in hun belang is om ter wille van de publieke belangstelling concessies te doen. Anders schaatsen ze straks in lege hallen, waar de camera’s staan opgesteld om beelden te schieten voor de samenvattingen.
Het is wellicht wat overdreven gesteld, maar alleen maar om duidelijk te maken dat de tijd is aangebroken om in elk geval eens serieus na te denken of de vooruitgang die leidde tot de overdekte banen (en dus snellere tijden) niet eens een handje achteruit geholpen kan worden.
Het is niet eens noodzakelijk om elk allroundtoernooi in de openlucht te rijden, maar één keer in de vier jaar, één buitentoernooi en zeven overdekte grote vierkampen, dat is veel te weinig. Voorstel: binnen, buiten, binnen, buiten.