Bezoekers van Europese kampioenschappen lopen steevast met twee deuntjes in hun hoofd. Het Italiaanse volkslied en de Franse Marseillaise tetteren door de speakers na de huldigingen.

Het zijn de grootmachten op skate-gebied, jarenlang jaloers bekeken door ‘ontwikkelingslanden’ als Nederland. De dominantie zoals die er altijd was, lijkt echter voorbij. Andere landen beginnen mee te tellen, de jaloerse blikken zijn eerder op Nederland gericht.

Francaise Laetitia Le Bihan, één van de toppers in het damespeloton en medaillekandidaat tijdens het EK in Heerde en Zwolle, legt uit waarom ook andere landen steeds competitiever worden: “Toen de World Inline Cup nog succesvol was, verdienden veel Fransen geld met hun sport, doordat er genoeg sponsoren waren. Nu dat een paar jaar geleden is weggevallen, doen we het allemaal voor de hobby. Velen kiezen daardoor voor studie of werk, in plaats van het topsportleven.”

Het is één van de redenen waarom Le Bihan de enige Francaise is die echt in de top kan meedraaien.  Maar slecht gaat het niet in Frankrijk, haast Le Bihan te zeggen. “Voor het eerst zijn er meer dan 10.000 geregistreerde wedstrijdrijders. Ik was lange tijd in de top, maar ben dat nu niet meer. Het niveau van de groep stijgt enorm. Het Franse skaten zit weer in de lift.”

De Italiaanse Valentina Belloni, bondscoach van de Nederlandse jeugd, ziet eenzelfde ontwikkeling in Italië. “Het gaat op clubniveau heel erg goed met het skaten. Veel kinderen, veel talent. Maar er is geen geld meer te verdienen in de sport. De generatie van Duggento en Presti kon dat wel en konden zich zodoende ontwikkelen tot kampioenen. Nu stoppen de skaters als ze 24 zijn, omdat ze moeten werken. Zo ontwikkelt talent nooit echt door, en dat zie je in de resultaten op de Europese kampioenschappen. Italië krijgt het moeilijk.”

De Italianen kijken wel eens met jaloerse blikken naar de Nederlanders, merkt Belloni. “Als ik Erika Zanetti (12-voudig Europees kampioen, red) vertel over de vergoedingen die de Nederlanders krijgen van het NOC*NSF, dan kijkt ze verbaasd. De vorige generatie Italianen werd goed gesponsord, maar dat is niet meer. De Nederlanders krijgen wel de kans om door te ontwikkelen en dat maakt ze steeds sterker.”

Met de problemen die Italië en Frankrijk kennen, grepen met name de Belgen, Duitsers en Nederlanders hun kans. Bart Swings, Sabine Berg en Ingmar Berga zijn zomaar enkele namen die de afgelopen jaren Europese titels grepen. En met name voor Nederland is dat een heel nieuwe belevenis. Jenita Smit en Erik Hulzebosch werden nog wereldkampioen in 1992, maar daarna was Nederlands succes op internationale toernooien uitzondering. Arjan Smit tekende voor WK-zilver in 2002, Elma de Vries voor Europees goud in 2007.

Nu staat er een Nederlands team dat in de breedte nog nooit zo sterk was, vorig jaar beklonken met EK-goud door Ronald Mulder en Ingmar Berga, en WK-brons door Anniek ter Haar. Op het komende EK zal niet enkel het Italiaanse en Franse volkslied te horen zijn, maar zeker ook het Belgische, Duitse én Nederlandse.