Otter haalt zijn kennis uit natuurkundige formules. In zijn kantoor in Thialf tekent de coach met een markeerstift een halve cirkel. “Dan kun je een beetje filosofisch ouwehoeren over bewustwording. Maar de eerste belangrijke regel is volgens mij de entree. Met andere woorden: met welke lijn ga je op rechts de bocht in?”

De keuze voor het aansnijden van de bocht, ook wel het bepalen van de lijn waarop een schaatser de bocht in gaat, is volgens Otter altijd afhankelijk van de snelheid van een schaatser. En van het doel dat de rijder in de bocht stelt. Een schaatser die de bocht te wijd in gaat, rijdt meer meters. Dus heeft een krappe bocht de voorkeur. Otter: “De vraag is echter: kun je dit technisch aan? En ben je fysiek sterk genoeg?”

Snelheid en kracht
Als de afstand langer wordt, wordt de rondetijd doorgaans langzamer. Otter krabbelt ijverig een formule op papier. “En als de snelheid omhoog gaat, gaat de kracht ook omhoog. De radius van de bocht heeft tevens invloed op die kracht. Hoe kleiner de radius met dezelfde snelheid, des te meer kracht iemand moet leveren.”

Oftewel: een schaatser krijgt meer druk op zijn benen bij een krappere bocht. “Bij rondjes van 30 seconden is de druk anders dan wanneer iemand schaatsend een snelheid van 24 seconden per ronde haalt”, zegt Otter. Een krappere bocht is de kortste route, maar zoals gezegd: niet iedereen is daartoe in staat. 

Het aansnijden van de bocht is bepalend voor het verloop van de rest van de bocht. Otter: “Wanneer dat fout gaat, wordt de kracht die de schaatser ervaart alleen maar groter en dikwijls onhandelbaar. De schaatser zal merken dat de fout halverwege de bocht niet meer te corrigeren is. Daarom is de aandacht voor dit eerste deel van de bocht ontzettend belangrijk.”

Halverwege de bocht krijgt een schaatser te maken met de grootste krachten, waardoor het zwaarder is om technisch te veranderen. “De straal van de bocht wordt twee keer zo klein ten opzichte van het begin van de bocht, maar de snelheid blijft hetzelfde. Dus komt er veel meer kracht op die benen te staan.” Iemand die aan het begin van de bocht uit evenwicht wordt getrokken kan op dat punt makkelijker corrigeren dan wanneer de druk groter wordt. “Daar hebben schaatsers meestal niet de techniek en de kracht voor.”

Langebaan en shorttrack
Langebaanschaatsers kiezen er meestal voor om de bocht wijder in te gaan en bij het hoogste punt van de bocht vlak langs de blokjes te rijden. Zo versnellen ze makkelijker de bocht door. Otter: “Die manier geeft de meeste tijd om een bocht goed aan te zetten en de toenemende krachten te verwerken.” Voor shorttrackschaatsers geldt dat niet altijd. Zij gaan soms bewust dicht langs de blokken de bocht in, uit tactisch oogpunt. Op die manier houden ze eventuele gaten dicht voor concurrenten.

Wie beschikt over een goede bochttechniek, heeft een heel groot voordeel ten opzichte van schaatsers die dit minder goed beheersen, maar beter zijn op het rechte stuk. Op het rechte gedeelte kan een schaatser snelheid behouden, terwijl de bocht de mogelijkheid biedt om snelheid op te bouwen.

Meer tips lezen? Je vindt ze op schaatsen.nl/tips.