De afvalkoers was een superzware. Op het bekritiseerde parcours, waar het veel draaien en keren is, ging de snelheid er iedere bocht helemaal uit. “We moesten 77 rondjes, dus reken maar uit, iedere ronde twee a drie keer uitversnellen. Dat begin je halverwege wel te voelen”, legde Kamminga uit. Ze moest alles uit de kast halen en deed dat ook. Met twee ronden te gaan deed ze wat ze zichzelf beloofd had: de sprint aangaan.
“En toen kwam ze net voor de bel voor de laatste ronde toch wéér onderdoor”, doelt ze op Lollobridiga, die daar haar beslissende manoeuvre maakte. “Ik dacht: ik moet haar voorblijven, ik móét haar voorblijven. Ik gaf alles, en toch was ze net voor.” Nog één keer zette ze toen de tanden op elkaar. “Je mag dan nog niet opgeven, dus ik heb alles gegeven. Ik wilde haar voor de laatste, lastige bocht onder druk blijven zetten, want misschien zou ze dan een foutje maken.”
Dat foutje maakte ze niet. En daar zit het hem nu precies in, zo weet Kamminga. “Ik moet een super race rijden en zij moet een foutje maken, daar komt het op neer. Ik reed vandaag een hele lekkere koers, zat steeds op de goede plek”. In het verleden wilde ze nog wel eens foutjes maken, maar die tijd lijkt voorbij. “Ik heb alles goed gedaan vandaag. Dat zei Desly (Hill, bondscoach) ook gelijk na de race. ‘Je doet alles goed’.”
“Lollobridiga durft in zo’n wedstrijd gewoon op de derde of vierde plek te gaan zitten.” Dat is de plek waar het normaal gevaarlijk wordt. “Ik wilde daar voor zitten. Ze heeft wat dat betreft net wat meer ballen en is misschien wat vuiler als het moet”.
Opgeven doet Kamminga niet. Ze weet tegen wie ze strijdt, de beste van de wereld. “Ik blijf het proberen, meer kan ik niet doen. Ze is de beste ja, maar ik zit er voor mijn gevoel onwijs dicht bij. Ik wil haar dus een keer verslaan.”