Rijd een rondje op de ‘buitenbaan’ van 182 meter en je begrijpt meteen wat het geheim van de Schaatshal Leiden is: de prima ijsvloer én de krappe bochten. Dit is de ijsbaan die misschien wel de meeste schaatskampioenen heeft voortgebracht, zowel langebaan als shorttrack. Van Kjeld Nuis, Kai Verbij, Margot Boer en Jeroen Straathof tot Cees Juffermans, Monique Velzeboer, Laurine van Riessen en Bob de Jong. “Het is een indrukwekkende lijst”, zegt Willem van Vliet, secretaris van de stichting Schaatschal Leiden. “Ze hebben hier allemaal goed bochten leren lopen. Dat is het geheim van het succes.”
Op die toppers zijn ze apetrots in Leiden. “Maar”, zegt Jos Arts, voorzitter van diezelfde stichting. “Net zo belangrijk is de breedtesport. Jong en oud zie je hier plezier beleven op het ijs. De blijdschap van de mensen, omdat ze hier lekker kunnen schaatsen, daar doe je het voor. En we zijn er, na jaren lobbyen, ook in geslaagd om voor continuïteit te zorgen, want we schaatsen straks verder in een prachtige nieuwe hal, de Vliet.” Daarover straks meer, eerst terug naar het begin.
De grondlegger
Op 15 mei 1976 slaat olympisch kampioen Piet Kleine de eerste paal voor de Leidse ijshal. Vijf maanden later kan er al worden geschaatst aan de Vondellaan. Daar ligt dan onder een aluminium dak de ijshockeypiste van 30x60 meter, met daaromheen de ovaal van 220 meter. Bouwkosten: slechts 3,4 miljoen gulden. Het is de eerste van vijf ijshallen die ondernemer Ton Menken, telg van een zuivelfamilie, zal realiseren.
Hij bouwt ze alle volgens hetzelfde concept, dat succesvol blijkt. “In dat eerste jaar in Leiden hadden we meteen 300.000 bezoekers, het liep als een trein”, vertelt Menken via de telefoon vanuit Frankrijk. Hij begint aan het avontuur, omdat sportclubs aankloppen voor sponsoring, iets waarvoor hij weinig voelt. Menken vindt het boeiender om sport op een andere wijze te faciliteren. Hij ziet vanuit de Leidse regio wekelijks bussen vol schaatsers naar de ijsbanen van Amsterdam, Utrecht en Den Haag pendelen. Menken doet marktonderzoek, ruikt kansen en benut ze ook.
Na realisering van de ijshal in Leiden volgen banen in Dordrecht, Rotterdam, Enschede en Leeuwarden (die hij meteen verkoopt). Overal loopt het storm. Recreanten weten de ijshallen goed te vinden. “Alles bij elkaar zijn in onze hallen 20 tot 30 miljoen mensen komen schaatsen. Geweldig dat zo veel mensen van de sport hebben genoten.” Om de exploitatie rond te krijgen, bedenkt Menken ook evenementen voor in de zomermaanden. In Leiden ontstaat zo de Sport-inn, een rommelmarkt voor sportclubs, die een succes blijkt. “Maar met andere evenementen was het toch altijd weer afwachten hoeveel bezoekers je trok. En als het een mislukking werd, moest je maar afwachten of de huur betaald werd…”
Het avontuur met de ijshallen loopt voor Menken niet goed af, omdat hij voor geplande groei in zee gaat met Rekreon. Dat bedrijf gaat binnen twee jaar failliet en sleurt hem mee in die val. Met een nieuw bedrijf, dat mobiele (sport)tribunes verhuurt, krabbelt Menken later weer op. Nu geniet hij van een rustige oude dag in de Loirestreek. Terugblikkend op de ijshallentijd zegt hij: “Eigenlijk had ik voor de zomermaanden een nieuwe sport moeten introduceren: boardingvoetbal! De boardings van het ijshockey heb je al staan, de goaltjes zou je ook nog kunnen gebruiken. Je kunt een competitie houden van maart tot juni en dan nog in augustus, september. Het zou de exploitatie van je hal ten goede komen. Jazeker, zoiets zou nog altijd kunnen. Maar ik ben nu 82, daar heb ik niet veel zin meer in.”
De vrijwilligers
Na het vertrek van Ton Menken als exploitant komt de Schaatshal Leiden in handen van een particuliere investeerder. Sinds 1992 zorgt de gelijknamige stichting voor het beheer van het knusse baantje, waar de schaatssport floreert. Zo’n 25 verenigingen uit Leiden en omstreken maken gebruik van de piste: langebaan, shorttrack, kunstrijden en ijshockey. IJsmeester Jan van Rijn draagt sinds 2010 zorg voor een prima ijsvloer. Hij is de enige betaalde kracht in Leiden. “Het drijft hier op vrijwilligers, dat is ook de kracht van ons model”, zegt voorzitter Arts. “Doe je het anders, dan ben je per jaar al gauw vijf tot zes ton duurder uit.”
Kruip met de vrijwilligers rond de tafel en de anekdotes vliegen je om de oren. Arts en Van Vliet blikken vol warmte terug op de Duizend Rondjes, voor het eerst gehouden in 2010. Streekgenoot Henk Angenent, winnaar van de laatste Elfstedentoch, lost het startschot. Van Vliet: “We hadden geen idee hoe lang de deelnemers er hier over zouden doen, dus Henk stond hier al om half zes ’s ochtends om de rijders weg te schieten. Een leuk evenement, dat we acht keer hebben gehouden. De snelste deelnemer was Jos Dohle, die er 6 uur en 9 minuten over deed.”
Hun accommodatie is in bijna vijf decennia uitgegroeid tot veel meer dan een schaatshal alleen. Leidse studenten logeren hier tijdens de jaarlijkse introductieweek in augustus. Studentenvereniging Augustinus houdt er een mega-lustrumfeest in Italiaanse sferen, waarbij het parkeerterrein tot strand wordt omgetoverd. Arts: “De buurt was er niet zo blij mee, die vreesde voor geluidsoverlast. Daarvoor werd nog een muur van zeecontainers neergezet. Alles is goed verlopen.”
Tot slot van dit hoofdstukje nog een liefdevolle anekdote over ijsmeester Jan, die zich als een huisvader over de schaatshal ontfermt. Hij weet als geen ander hoe de compressoren werken, die 3000 liter ammoniak door de 30.000 meter pijpleiding pompen, om een winter lang een ijslaag van drie centimeter dikte te creëren. “Hij heeft hier al eens dagen naast zijn machines geslapen, om het ijs erin te houden”, vertelt Arts. Jans noeste werk is niet voor niks. “De ijskwaliteit is hier altijd goed.”
De kampioen
Ze zijn al genoemd aan het begin van dit verhaal: de schaatskampioenen die ooit in de Schaatshal Leiden hun eerste stapjes zetten op weg naar de wereldtop. Komt het werkelijk door die bochtentechniek die ze zich hier eigen hebben gemaakt? Of heeft het simpelweg te maken met de rijke aanwezigheid van water in deze regio, waar het wemelt van de (natuur)ijsclubs, veelal rond 1900 reeds opgericht. In het verleden werd hier in strenge winters naar hartelust geschaatst op de sloten, vaarten en meren in dit gebied… “De blauwe aderen van het groene hart, daar barst het gewoon van de schaatsers”, zegt Bob de Jong, olympisch kampioen op de 10 kilometer van Turijn (2006).
Hij is pas vier jaar oud als ie voor het eerst gaat schaatsen in Leiden, als lid van IJsclub Nut en Vermaak. “Elke zaterdag gingen we met de bus naar de ijshal, op het hoogtepunt wel met 120 kinderen van onze club”, vertelt de Diesel van Leimuiden. “Die hal was een vrieskist, zo koud. Je moest echt warme kleren aan. Maar verder was het een leuk, knus halletje. In het begin was je blij als je een rondje kon volhouden. Later was je blij als je de bochtjes pootje-over kon. En al gauw ging je zo hard, dat je blij was als je die bochten kon houden. Ik zocht wel het randje op.”
Als hij elf jaar oud is, mag De Jong gaan trainen in Haarlem, op de 400-meterbaan. De rest is geschiedenis. Als hij later op de MTS zit, gaat hij nog wel eens met school schaatsen in Leiden. “Reed ik gewoon in mijn spijkerbroek in de rondte. Een van de senioren daar zag me rijden en zei: 'zo, jij kan lekker schaatsen.' Dat klopte, ik was toen al wereldkampioen junioren…”
De krasse knar
In de Schaatshal Leiden komen kinderen krabbelen en sommigen groeien uit tot wereldtoppers. De meesten blijven lekker rondrijden als recreant. Bert Breed is een van de Krasse Knarren die wekelijks hun kilometers komen maken op het Leidse ijs, afgelopen dinsdag voor het laatst aan de Vondellaan. Hij heeft hier ook een record op zijn naam staan, reed hier 1150 rondes achter elkaar.
Ook Breed kent mooie verhalen uit de Leidse historie. Sterker nog, hij bundelt ze binnenkort in een boek dat als werktitel ‘Glibbers op glissen’ draagt. Daarin valt ook te lezen over de Russische ijshockeyploeg die zich ooit in Leiden voorbereidde op een WK. “Dat ging er op de training zo stevig aan toe, dat ze elkaar het ziekenhuis in sloegen.” Een andere anekdote gaat over een van die zomerevenementen: een slangententoonstelling. “Daar ontsnapte toen een cobra, wat tot enige paniek leidde. Dat liep met een sisser af, maar die slangen stonden hier een paar weken en ze werden gevoed met muizen. Alleen, niet elke muis vond het fijn om als voer te dienen, dus er ontsnapte er wel eens een. De winter daarop hadden we hier een muizenplaag in wat toen nog de schaatsshop was…”
Een nieuw tijdperk breekt aan
Het is 2023, bijna 47 jaar nadat Piet Kleine de eerste paal sloeg. De laatste Ton Menken-hal sluit maandag zijn deuren. Het gebouw vol schaatshistorie zal worden gesloopt en maakt plaats voor woningbouw. Een nieuw tijdperk breekt aan. Na jaren lobbyen verrijst elders in Leiden een gloednieuwe schaatshal, De Vliet. Daar komt wat meer ijs te liggen: naast de piste van 30x60 meter ook een baantje van 45x20 meter. De ‘langebaan’, die op een aparte verdieping komt te liggen, wordt 250 meter lang en (luxe voor Leiden) elf meter breed.
Bijzonder is dat de nieuwe ijsbaan energieneutraal wordt, dankzij 3400 zonnepanalen op het dak, een warmtepomp én de koppeling met het aangrenzende zwembad. Daarmee wordt De Vliet het voorbeeld van een duurzame, energieneutrale ijsbaan. De bouw ligt op schema, volgend winterseizoen is de opening. En ook daar zullen vrijwilligers vrijwel de hele exploitatie op zich nemen.
Maar voor het zo ver is, gaan ze in de Schaatshal Leiden nog één keer knallen. Zaterdag staat in het teken van de Arie Ravensbergen Bokaal, hét shorttrack-jeugdtoernooi van Nederland. Op zondag trapt de jeugd af met een elfstedentocht, daarna zijn er demonstraties van shorttrack, ijshockey en kunstrijden. Op het programma staan verder nog bavarian curling, schaatsen onder muzikale begeleiding van Kleintje Pils en als afsluiting discoschaatsen met DJ André…
Of ze hun goede, oude schaatshal straks gaan missen? “Aan de ene kant wel, maar er komt iets moois voor in de plaats”, zegt Bert Breed. Jos Arts: “Die nieuwe baan wordt een andere wereld. De hal van nu is knus, de nieuwe hal moet je samen weer sfeer geven.” Hij blikt tevreden terug op de voorbije periode. “Dat we er samen in geslaagd zijn om dit al die jaren overeind te houden, dat is het mooiste dat er is.”