Schitterende vrouwengezichten op doek. Een fleurig boeket, een dubbelhoornige neushoornvogel, een bekende pose van de Friese socialistenleider Pieter Jelles Troelstra, de kerktoren van Hilaard. De acht schilderijen, de een met, de ander zonder lijst, staan provisorisch uitgestald in een verder lege ruimte van zijn ouderlijk huis. Nu kan het vroegere kaaspakhuis nog dienstdoen als atelier, straks beschikt de familie over een riante woonkeuken. “Ik dacht: laat ik m’n schilderwerk maar neerzetten, zodat jullie het kunnen zien”, geeft De Groot meteen tekst en uitleg. Service van de zaak, zogezegd, want aan exposeren doet-ie niet of nauwelijks. Da’s toekomstmuziek, de combinatie van marathonschaatsen en het schilderen van modern realistische beelden, met een vleugje renaissance vergen meer dan genoeg tijd. “Ik heb nu de leeftijd om te sporten en ver te komen. Als ik een bekende schilder wil worden, kan dat later ook nog.” D’r is in die logica geen speld tussen te krijgen.
Bij een blik op Homme Jans productie kun je onmogelijk het immense tafereel negeren dat links van de collectie tegen een muur rust. Een enorme pelikaan vult het beeld, maar ook een hop en een rode kardinaal-achtige vogel die onderdeel uitmaken van de schildering vallen op. Op de achtergrond is een straat zichtbaar onder een dreigend, grijs wolkendek, met een toren op de achtergrond. “Dit doek maak ik in opdracht van iemand.” Lachend: “Tenminste, als het ooit afkomt… Die man had een wens”, zegt De Groot, wijzend naar de bebouwing. “Dat is een straat in Groningen, die moest erop staan. Al het overige heb ik bedacht.”
Hij is er al maanden aan bezig. De zomer is hem doorgaans gunstiger gezind: minder trainingsarbeid voor het marathonschaatsen betekent vaker de penselen ter hand nemen, soms zes uur op een dag. Het is een beetje zoals met schaatsen: ga je goed, dan wil je het liefst morgen de volgende race. “Zit je een paar uur aan een doek te werken en je voelt een soort flow, dan is het niet bevorderlijk wanneer je weg moet voor een trainingskamp van een paar weken. Daarna kan het best even duren voordat je weer bent opgestart, dat je worstelt met het mengen van de verf totdat je de juiste kleur hebt.” Hup, daar kruist Homme Jan het pad van de marathonman, oftewel dat van de lange adem.
Het is niet eens ver zoeken naar een treffende overeenkomst tussen de sport en zijn schildercapriolen. “Als je over de strategie voor een wedstrijd nadenkt, passeren er scenario’s de revue en ga je als het ware stap voor stap door een race heen. Dat gebeurt met schilderen ook. Wat je daarin doet, is veel vooruitdenken. Je schildert in drie lagen. Bij elke laag moet ik iets weglaten en tegelijkertijd wat toevoegen. De eerste laag is een onderschildering in een kleur, het grove plaatje met de juiste verhoudingen. Details volgen later. Ondertussen bepaal je ook de kleur die je in de volgende lagen aanbrengt en waarmee je kunt spelen.” De uitleg helpt onmiddellijk net wat anders het grote doek te bekijken. Plotseling zie je dat de pelikaan er veel meer uitspringt dan de andere elementen. “Dat wordt nog opvallender als de derde laag verf eraan wordt toegevoegd. Zo vergroot je de diepte. Het heeft veel invloed op de warmte van het schilderij. Althans, wat je zelf ermee wilt. Maar dat houd je in de hand door vooruit te denken.”
De Groot weet waarover hij praat, zoveel is duidelijk. Goed kunnen schilderen lukt hem al sinds zijn veertiende, al is-ie niet afkomstig uit een kunstzinnige familie. Vader ontwierp en legde tuinen aan, moeder deed een modeopleiding. Hij groeide op met tekenen, de hobby was bijna een uitvlucht op school waar hij niet veel aan de normale lessen vond. Homme Jan belandde op een gegeven moment bij Parnas, een culturele onderwijsstichting waar tal van cursussen werden gegeven, variërend van pianospelen, zingen tot tekenen en schilderen. “Dat heb ik toen een jaar of twee gedaan. Naderhand kreeg ik als dertienjarig ventje privéles van Martin Sijbesma, een Friese kunstschilder. Ik moest eerst laten zien wat ik in m’n mars had. Kennelijk was hij tevreden over wat ik al kon.”
Zijn schaatstalent is vergelijkbaar met de gave van het schilderen. Hij denkt dat de moeilijkheidsgraad van beide bezigheden elkaar niet veel ontloopt. “Soms lukt het erg goed op het ijs, de keer erna niet. Zo is dat met schilderen ook. Ik probeer er op het doek en in de wedstrijden altijd het maximale uit te halen, want ik wil het hoogste bereiken. In eerste instantie legde ik de nadruk op de langebaan, later werd het meer marathon bij Team FrySk. Dat begon me op een zeker moment wat tegen te staan, omdat ik zo snel mogelijk hogerop wilde, bij een marathonteam in Topdivisie waar alles om die discipline draait. Onder Peter de Vries (ploegleider, red.) heb ik heel anders leren trainen en naar de sport kijken. Wat ik hoop is dat ik marathons kan winnen als het NK of de Alternatieve Elfstedentocht. Voor mij geldt wel: hoe langer, hoe mooier ik het vind.”
Het liefst solo beukend op nauwelijks begaanbaar ijs, tegen de elementen en de rest van het peloton. Heroïsche taferelen dus; schitterende ingrediënten voor een schilderij, en ook nog in het genre waar De Groot gek op is: landschappen vereeuwigen. Maar dan een opvallende ontboezeming: “Ik heb pas een winters landschap gemaakt, zónder schaatsen. Die behoefte is er nooit geweest, wellicht omdat schaatsen die andere passie van me is.” Zelfs de suggestie dat er ooit een zelfportret inzit, mocht hij als winnaar worden afgevlagd op de Weissensee of een andere buitenlandse ijsvlakte, omarmt hij niet met geestdrift. “Het zou kunnen, ja…” Nee, dat is nog niet in De Groots hoofd opgekomen.
Hij is er onmiskenbaar een van doe maar niet te gek. Verkeert hij onder zijn schaatsmaten, dan gaat het zelden over de tijdrovende uren in zijn atelier of zijn fascinatie voor archeologie en antiek. “Ergens hebben die dingen wel een raakvlak met mijn manier van schilderen”, oordeelt Homme Jan. “Ik houd van het oude, een beetje neigend naar de renaissance. Die stroming uit de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw vind ik heel mooi, net als oude voorwerpen. Het is iets dat ik van mijn vader heb geërfd. Die nam me vroeger op vakanties - dikwijls in Italië - altijd mee naar musea, ruïnes, kerken of opgravingen. Hier in de omgeving hebben we ook regelmatig in de bodem gezocht naar oude dingen. D’r zitten talloze regels aan vast. Als je te diep graaft, moet je dat bij de overheid aangeven en wat je vindt is dan niet jouw eigendom, maar van de staat. Bovendien moet je dan met de voorwerpen langs een archeoloog.”
Homme Jan jaagt liever de jongste jaren op markante sportprestaties, of hij verdiept zich in het werk van de grootmeester Leonardo da Vinci, een van zijn favorieten. “Ik ben een aantal jaar geleden begonnen om een schilderij van hem (De dame met de hermelijn, red.) na te maken. Omdat ik natuurlijk niet het exacte voorbeeld heb, is het zeer lastig de gebruikte kleur te vinden, laat staan die te krijgen door zelf verf te mengen. Wanneer je dan ook nog vier verschillende foto’s van het schilderij hebt waarop de tint steeds wat afwijkt, wordt het heel moeilijk Leonardo even na te doen. Dat is niet de kleinste naam, hè.” Het doek staat intussen al geruime tijd aan de kant. Te frustrerend, die klus. Trouwens, aan de muurhoge opdracht met de pelikaan heeft-ie de handen vol. “Zodra dat klaar is, ga ik verder met m’n Leonardo.”
Best kans dat er dan de komende periode zo nu en dan wat anders in de weg zit. Het marathonseizoen begint namelijk over een dag of twee…..