Sportpsycholoog Wendy Roozendaal heeft haar werkplek op het sportcomplex De Meent in Alkmaar. Het is haar zesde olympische cyclus dat zij betrokken is in de voorbereiding en begeleiding van sporters tijdens de Spelen. “Het is de sport die ik het meest liefheb, dus het merendeel van de sporters die ik begeleid zijn schaatser uit meerdere schaatsdisciplines.”
Bij drie Olympische Spelen is ze op locatie betrokken geweest. De begeleiding van haar Beijing-gangers gaat nu vanuit de huiskamer in Nederland. “Ik denk dat de Covid-periode ons allemaal heeft uitgedaagd om anders te werken. Een groot deel van mijn werkzaamheden gebeurde al online, ook voor de pandemie, omdat sporters veel onderweg zijn. Er zijn absoluut momenten die ik nu zie gebeuren in Beijing, waarvan ik denk: ‘wat was het nu goed geweest als daar een sportpsycholoog dichtbij zat die direct als klankbord kan fungeren voor de sporter.’ De ideale situatie is het niet dat ik thuis ben, maar ik kan wel goed mijn werk doen. Ik sta in dagelijks contact met de sporters die ik begeleid. Soms even via een appje, bellen of facetimen. Ondanks dat iemand aan de andere kant van de wereld zit, voelt het dan toch dichtbij.”
Het betreft absolute uitersten als Roozendaal concrete voorbeelden noemt op de momenten dat ze het meest van waarde is tijdens de Spelen. “De aandacht gaat al snel uit naar bijvoorbeeld het moment van skiester Adriana Jelinkova, die intens verdrietig voor de camera staat. Natuurlijk is dat zo’n moment, maar waar wellicht niet zo snel bij stil wordt gestaan is wanneer je olympisch kampioen wordt. Wat komt er allemaal op je af? Dat vind ik heel mooi naar voren komen in het verhaal van Olympisch kampioene Esmee Visser, die haar mentale struggles onlangs sterk toelichtte op tv. Het zijn absolute uitersten. Samengevat zou je kunnen zeggen: alles wat gedachtes en gevoelens teweegbrengt. Met iedere sporter is dat verschillend en in elke situatie is dat inschatten en aftasten wat er nodig is.”
Roozendaal ziet een algemene deler bij haar schaatsers. “Ik heb het met mijn sporters vaak over ongemak. Het is iets wat topsporters gemiddeld al veel meer kennen dan anderen. Denk aan pijn, spanning, blessures, twijfels, verwachtingen, sponsordruk, reizen. Het gevecht tegen dat ongemak kan al een wedstrijd op zich zijn. Wat ik merk is dat sporters graag strijden en inzet verhogen in plaats van dat hij of zij even achteruit stapt en de rust pakt.”
“Waar ik me mee bezighoud is in de eerste plaats dat een sporter leert om dat ongemak te aanvaarden. Het te willen en kunnen voelen dat er ruimte komt om je te richten op je prestatie. Dat klinkt voor veel atleten misschien als zweverig en soft, maar acceptatie is een heel actieve vaardigheid. Omarmen is niet achteroverleunen en het over je heen laten komen. Het is iets waar je echt heel actief mee bezig kan zijn om te zorgen dat er ruimte komt voor de dingen die jij echt belangrijk vindt en dat is zo goed mogelijk schaatsen.”
Een ander veelvoorkomende eigenschap die ze bij haar sporters terug ziet komen is perfectionisme. “De drang om te willen verbeteren. Constant grenzen verleggen om elke keer bezig te zijn met wat nog beter kan. Daarmee hebben velen ook moeite met genieten of met zaken die tegenzitten. Het moet telkens sterker, beter, hoger, verder. Kwetsbaarheid tonen is in een dergelijke cultuur lastig. Dat maakt de balans tussen zowel sporter als mens zijn best uitdagend.
De Alkmaarse benadrukt het belang van reële verwachtingen. “Je zou het niet verwachten, maar de meeste sporters voelen zich op de dag van hun olympische wedstrijd absoluut niet top. Als dat dus al je verwachting is en hetgeen waar je naar streeft dan is dat de wedstrijd die je die dag aan het spelen bent in plaats van de wedstrijd op de baan. Het is haast onmogelijk om je optimaal te voelen tijdens een wedstrijddag, dus laat dat los. Het gaat erom hoe je het zo fijn mogelijk kunt maken en hoe je je kunt blijven richten op de acties die je nu kunt doen om optimaal te presteren.”
“Hetzelfde geldt voor twijfels en onzekerheden. Het is echt onmogelijk dat je in de aanloop naar jouw meest belangrijke wedstrijd in vier jaar geen twijfels en onzekerheden langs voelt komen. Dat kan gewoon niet. Dus leer maar om daar ruimte voor te maken, in plaats van dat je daartegen gaat vechten, want dat is zinloze energie. Dat is het anders labelen.”
In de aanloop naar de Spelen zijn de olympiërs ook flink getest op hun aanpassingsvermogen. “Het is voor schaatsers fijn om tussen een OKT en een Olympische Spelen nog even lekker te ontspannen. Om familie en vrienden op te zoeken. Het ontvangen van steun en een knuffel. Dat is heel anders verlopen. Het is een heel geïsoleerd leven geweest, dat voor velen mentaal extra uitdagend was. Wederom is acceptatie hier het sleutelwoord.”
Roozendaal ziet tegelijkertijd kansen voor de Nederlandse equipe qua voorbereiding op de Spelen. “Ik denk dat wij als Nederland misschien wel het beste voorbereid zijn geweest op de ‘Olympische Spelen bubbel’. Wij hebben de meeste bubbelervaring van allemaal, met de voorbereidingen op het OKT, vervolgens het EK en het doortrekken naar een Olympische Spelen. Hoe bereid ik me het beste voor? Wat heb ik nodig? Wat moet ik meenemen? Hoe kan ik dat voor mezelf fijner maken? Dat zijn voordelen die we eruit hebben kunnen halen.”
Ze sluit af met een hartenkreet. “Voormalig olympisch kampioen Stefan Groothuis, die kampte met depressiviteit, sprak zich onlangs uit dat het sportsysteem zoals we dat nu kennen niet gezond is en niet werkt. Ik vind ook dat we meer aandacht mogen hebben voor het welzijn van de sporter. Daar wil ik me de komende jaren nog meer hard voor maken. Het welzijn van sporter én mens moet vanzelfsprekend worden en niet ondergeschikt zijn aan presteren. Ik geloof dat dit heel goed samen gaat. Ik ben er stellig van overtuigd dat als je als mens niet in balans bent, je ook niet maximaal kunt presteren.”
Voormalig topturnster en sportpsycholoog Berber van den Berg, die ook olympische schaatsers in haar stal heeft, ziet dat er steeds minder een taboe heerst op de mentale gesteldheid van topsporters. “Bij de zomerspelen in Tokyo vond ik het heel opvallend hoe vaak het thema mental health naar vorenkwam. Sporters durven zich meer uit te spreken lijkt het. Om hun eigen verhaal te vertellen of om anderen te inspireren. Sporters geven aan: ‘We zijn maar mens. Hou op met dat we altijd maar kunnen en moeten presteren. Ook wij hebben moeilijke dagen of lopen tegen angsten of blokkades aan.’ Ik denk dat het normaler en minder beladen wordt. Bovendien kunnen andere sporters zich hierin herkennen.”
De Olympische Spelen zijn wedstrijden op zich, geeft Van den Berg aan. “Er gebeuren altijd gekke dingen en het gaat anders dan andere wedstrijden. Je gaat al eerder van huis om in het olympisch dorp te zitten, waardoor je langer weg bent uit je vertrouwde omgeving. Het is een belangrijk aandachtspunt dat sporters daarover nadenken. Hoe vul ik mijn tijd? Social media is een goed vraagstuk: Wat wil ik daarin? Wil ik me afsluiten of wil ik lekker foto’s en filmpjes maken en daar energie uithalen? Het gaat er vooral om dat je gefocust blijft op je eigen doelen en stappen die je de laatste weken nog wilt zetten, ongeacht wat erom je heen gebeurt.”
“Alles rondom de Spelen is groter: het podium, meer meningen, meer tv. Het is moeilijker om je dan aan je taken te houden. Je wordt sneller uitgelokt richting ‘resultaat denken’. Vragen als: Wat als…? Kun je het podium halen? De grootte van de Spelen maakt het moeilijk om het simpel te houden en bij jezelf te blijven.”
Iedere schaatser heeft zijn of haar eigen aanpak nodig. “Het gaat om aandachtspunten, visualiseren en focuspunten in de race. Als ze in Nederland zijn train ik met ze in de turnhal. Dat is mijn kantoor. Ik laat de sporter op een balk staan met de ogen dicht, waardoor je in disbalans komt. Er komt spanning bij, omdat je op hoogte staat. Dan zie je dat de aandacht alle kanten opvliegt en dat ze te veel of te snel willen. Dat is een mooie metafoor met wat er op het ijs gebeurt. Ik zeg tegen ze: ‘Concentreer je op één punt, waarvan jij denkt dat voelt voor mij goed, daar wil ik mee bezig zijn.’ Dan zie je vaak dat ze opeens probleemloos over zo’n balk lopen. Dat vertalen we naar de wedstrijden.”
Een goede voorbereiding is het halve werk. “In het voortraject is het belangrijk voor sporters om te weten: wat mag ik wel en wat mag ik niet? Mag ik het olympisch dorp uit? Wat is mijn vrijheid? Dat je daar voor zo min mogelijk verrassingen komt te staan: Control the controlables. Wat neem je mee? Studieboeken, puzzels, games, je eigen eten of foto’s om aan de muur te hangen? Eigenlijk doe je alles om het jezelf zo prettig mogelijk te maken en een thuis te creëren.”
Als tip sluit Van den Berg af: “Blijf dichtbij jezelf. Als je behoefte hebt om even een uurtje overdag te slapen, doe dat. In deze fase moet je vooral blijven doen wat bij jou past en wat goed voor jou voelt. Benader het als ieder andere wedstrijd.”
Voor alle programma's, meeschrijflijsten, uitslagen en het laatste nieuws van de Olympische Spelen klik je hier