Het Leeuwarder decor van de ISU Junior World Cup Shorttrack is prachtig met aan weerszijden van de baan hangen gigantische foto’s van de toprijders uit de Nationale Training Selectie (NTS). Ze kijken neer op hun jonge landgenoten die zich dit weekend met internationale toprijders van hun leeftijd meten: De Suzanne Schulting, Xandra Velzeboer en Sjinkie Knegt van de toekomst.
Recent maakte Diede van Oorschot (19) de stap naar het hoogste niveau, zij draait inmiddels mee in de World Cups voor senioren. Dat ligt bij Angel Daleman (16) iets anders. Zij was er tijdens de eerste World Cup in Montréal ook bij, maar combineert de spektakelsport met het langebaanschaatsen. Daleman reist volgende week niet af naar Beijing voor de volgende wereldbekers. Hoe zit het met de volgende lichting van de nationale selectie, is de vraag die in Leeuwarden boven het ijs hangt.
Dat de Nederlanders zich in de nieuw opgezette Junior World Cup kunnen meten met leeftijdsgenoten uit de hele wereld is mooi, maar maakt eveneens duidelijk dat er werk aan de winkel is. Dat is de indruk van Dave Versteeg, coach van Wadro KNSB Talent Team Noord. Hij merkt dat het steeds lastiger wordt om talent van dezelfde kwaliteit op te leiden. Fysiek zijn de jonge rijders vaak in orde, schaatstechnisch is er ruimte voor verbetering. “Daar moeten we echt hard aan werken”, zegt Versteeg. Voor zijn opleidingsploeg vist de coach talenten uit de vijver van de regionale clubs, op dat niveau is het momenteel geen vetpot. “Op basisniveau moeten we veel meer investeren in technische training. Dat is een kwestie van opleiding voor coaches die veelal vrijwillig zijn. We moeten ze tools geven zodat ze hun pupillen beter leren schaatsen.”
Benny Bruggemans van KNSB Talent Team Zuidwest is het eens met Versteeg. “We moeten als coaches naar onszelf kijken. Hoe kunnen we onze kennis niet alleen delen, maar ook daadwerkelijk overbrengen”, zegt hij. “Dat ik niet vertel: ‘Je moet het zo en zo doen’. Als clubtrainers daarmee aan de slag kunnen, is het heel waardevol.” De techniek is nooit volmaakt, ook in de opleidingsteams moet geschaafd worden aan techniek. Net zoals het niet realistisch is te verwachten dat Bruggemans en Versteeg ‘eindproducten’ afleveren aan bondscoach Niels Kerstholt. “Bij de mannen van het NTS heb je een brede groep, maar de vrouwen komen tussen de Olympisch kampioenen terecht. Daar liggen de verwachtingen torenhoog, het is een grote stap als een junior daar ineens tussen rijdt”, zegt Bruggemans.
Tijdens de World Cup in Leeuwarden domineren de Aziatische landen, maar dat is niet automatisch een teken dat Nederland achter de feiten aan loopt. “De Aziaten die hier rondrijden horen qua niveau eigenlijk al bij de senioren thuis”, zegt Versteeg. Zijn collega Bruggemans schrikt er niet van. “Aziaten zijn altijd op jongere leeftijd ontwikkeld, bij de junioren zijn ze altijd heel goed. Ik denk dat wij meer moeten kijken naar Noord-Amerika en de rest van Europa.”
Waar op de langebaan puur gekeken wordt naar tijden en daar conclusies aan verbonden worden, moet Versteeg rekening houden met tal van andere factoren. “We kijken naar beweging, een goede junior hoeft niet meteen de snelste te zijn. Als iemand fysiek sterk is maar schaatstechnisch tekortschiet, kunnen wij er niks mee. Op jonge leeftijd is leren schaatsen belangrijker dan heel hard trainen. Technisch is deze sport heel uitdagend en het kost tijd om het onder de knie te krijgen. Hoe eerder we daarmee beginnen, hoe groter de kans dat ze het ver schoppen."
Volgens Bruggemans komt dat door een verschil in filosofie met andere landen. “In bijvoorbeeld Azië en Canada zie je dat shorttrackers direct training krijgen van oud-topsporters", zegt Bruggemans. “In de basis schaatsen ze zo makkelijk, een sporter wordt geselecteerd omdat hij heel handig is en tactisch goed bent. In Nederland kijken we vaak naar de fysieke component en besluiten we dan of we het technisch kunnen bijschaven. We komen tekort, dat is wel zichtbaar. Fysiek kunnen we veel compenseren, maar niet alles.”
Daar moet verandering in komen om aansluiting te houden bij de internationale seniorentop. Voor het eerst heeft schaatsfederatie ISU een World Cup voor junioren in het leven geroepen. “Er is nog veel te leren”, is de conclusie van Versteeg na een volle dag actie in de Friese hoofdstad. “Dat is maar goed ook: Als ze technisch allemaal mooi schaatsen, maar ze gaan niet hard is het ook niet goed. Waar moet je het dan vandaan halen?”
Deze lichting is nog niet toe aan de stap naar het NTS, maar Bruggemans ziet perspectief. “Deze World Cups zijn heel leerzaam, daar kunnen de sporters mee verder in de rest van het seizoen. Het levert misschien niet direct medailles op, maar een klein beetje vooruitgang kan het verschil maken voor die sporter. Dan ben ik blij.”