Kortom, zorgen of vraagtekens genoeg, aan de vooravond van het World Cup Kwalificatietoernooi in Thialf, dat in elk geval een tipje van de sluier zal oplichten als het gaat om de vorm van de schaatsende mannen en vrouwen na maanden van voorbereidende beschietingen. Er is een voordeel: de prestaties uit het verleden bieden weliswaar geen garanties voor het heden, maar met de opkomst van verschillende grote talenten mag er ook enig vertrouwen zijn in de toekomst.

Toch is het zoeken naar houvast, zo blijkt uit een lang betoog van Remy de Wit, inmiddels zes jaar actief als technisch directeur van de KNSB. Waar de schaatsers de voorbije maanden zo zorgvuldig mogelijk hebben toegewerkt naar de start van hun seizoen, is De Wit druk geweest om de route naar Milaan in kaart te brengen. Resultaten van de WK’s uit voorgaande jaren zijn mede gebruikt als leidraad om de koers te bepalen, daarbij ook rekening houdend met de ontwikkelingen in andere landen. Wat belangrijk is om te weten: deze winter moet er gezaaid worden om in 2026 optimaal bewapend de olympische strijd aan te kunnen gaan.

Over de ‘internationale prestatiedichtheid’ van de Nederlandse vrouwen maakt hij zich nog niet zo druk. De onderbouwing vindt hij onder meer in de verscheidenheid aan rijdsters die op het laatste WK Afstanden medailles wonnen (Femke Kok, Joy Beune, Jutta Leerdam, Marijke Groenewoud en Irene Schouten). Dat vijftal pakte gezamenlijk acht plakken. “Maar”, zo waarschuwt De Wit, “intussen zijn we Irene kwijtgeraakt.” In het mannenveld is het veel breekbaarder. Slechts Patrick Roest en Kjeld Nuis bleken in staat eremetaal mee naar huis te nemen op olympische schaatsdisciplines. Het is nog zorgwekkender om te zien, wanneer je verder teruggaat in de tijd, dat het aantal prijzen in de loop der jaren steeds kleiner is geworden.

Freek vd Wart en Remy de Wit
Freek van der Wart (l) en Remy de Wit luisteren in Inzell naar het volkslied, na een clean sweep voor de Nederlandse vrouwen. | Foto: Arjan Smit

“Er is veel talent in aantocht – zoals Tim Prins, Jenning de Boo en Joep Wennemars – we hebben ook al enkele verrassende uitslagen gehad, maar tegelijkertijd weten we niet waartoe ze in staat zullen zijn omdat we hen nog niet over een heel seizoen hebben gemeten. Ze zouden een enorme vlucht naar boven kunnen nemen. Of een duik naar beneden. Want zo kan dat gaan met talenten.” Freek van der Wart, disciplinemanager Langebaan die met De Wit heeft zitten puzzelen: “Waarbij we niet voorbijgaan aan het gegeven dat er evengoed buitenlands talent van dezelfde generatie als de net genoemde namen op doorbreken staat. Binnen twee jaar verwachten we een redelijk ander speelveld dankzij alle nieuwe gezichten.”

De Wit gaat verder. “Als we terugrekenen vanaf de Olympische Spelen, met de doelstelling van tien medailles, wat betekent dat voor komend jaar? Die tien plakken kun je behalen door het maximale aantal van negen mannen en negen vrouwen op de Spelen proberen te krijgen. Die schaatsers plaatsen zich via het Olympisch Kwalificatietoernooi (OKT). Om die twee keer negen personen veilig te stellen, wordt het superbelangrijk om bij de aanvang van het seizoen vijf mensen in de eerste startgroep (A-divisie) van de World Cup te hebben. Dat moet komende winter dus gebeuren.

“Waar normaliter het uitgangspunt van het selectiedocument primair goud is, secundair zilver en brons, wordt het voor aankomend seizoen: primair goud op het WK, en secundair moeten we na afloop van de World Cups vijf rijders in de top-20 hebben van de 500, 1000 en 1500 meter, en op de drie, vijf en tien kilometer in de top-16 van het wereldbekerklassement. Dat garandeert ons namelijk van vijf schaatsers die in het olympisch seizoen (2025-2026) in de A-divisie kunnen starten. Lukt dat, dan wordt het veel gemakkelijker om na de eerste vier wereldbekers drie atleten in de top-21 van het klassement te hebben. Heb je drie schaatsers bij de eerste 21 op bijvoorbeeld de 500 meter, dan pak je een quotaplek voor de Spelen. Zijn het er tijdens de wereldbekerraces maar drie in plaats van vijf in de A-divisie, dan wordt het een stuk problematischer. Voor bondscoach Rintje Ritsma luidt de opdracht voor de mass start: twee rijders in de top-24 van de wereldbekerranking en de team pursuit in de top-6.”

Tim Prins
Tim Prins, vorige winter winnaar van de 1000 meter op het WCKT, is een van de talenten die worden geacht de Nederlandse schaatskar de komende jaren te trekken. | Foto: Soenar Chamid

Hij verwijst naar de Spelen van Beijing. “Nederland stond er bij het begin van de jaargang waarin de quotaplekken moesten worden verdiend supergoed voor. Uiteindelijk leidde dat ertoe dat wij het enige land waren dat alle startplaatsen op zak had, al lukte dat met de hakken over de sloot. Dus: de komende maanden zijn cruciaal om hetzelfde te bewerkstelligen.”

Dit is duidelijk. Je realiseert je vast dat je op bijvoorbeeld de 500 meter nooit vijf man of vrouwen in de top-20 van het wereldbekerklassement zult krijgen. Dat zou tamelijk uniek zijn.
“Dat klopt. Maar dit is wel de doelstelling, willen we het goed doen. En dat we in de routing van de wereldbekers richting WK en in het algemeen, dit als norm aanhouden.”

De Wit realiseert zich dat het een lastige klus wordt. Afgaand op de schaatskwaliteit die voorhanden is in de breedte lijkt het volstrekt kansloos om op alle afstanden de volledige bezetting te krijgen. De cijfers van afgelopen seizoen bewijzen dat. Van der Wart: “Verleden jaar hadden we bijna over de gehele linie vier mensen in de A-divisie, ook bij de mannen. Dat kwam dikwijls doordat rijders de keuze maakten om zich, voorafgaand aan een WK of EK, af te melden. Zo vielen er sneller startplekken voor de A-divisie weg. Het ontbreken van veel mensen bij de eerste wereldbeker van vorig seizoen zorgt er nu sowieso voor dat we er qua aantallen minder goed voorstaan. Bij de vrouwen zijn er alleen op de 1000 meter geen vijf startplaatsen (maar drie), bij de mannen kunnen we nergens met vijf starten in de A-divisie. Op de vijf kilometer mogen er slechts twee meedoen en op de 1500 meter vier. De resterende afstanden drie.”

Dan kun je toch niet aannemen dat die situatie deze winter even wordt rechtgezet?
“Inderdaad. Veel rijders kozen voor een route, en de Selectiecommissie besloot voor de laatste wereldbekers (5 en 6) rijders die lager in het klassement stonden, niet nog een keer mee te nemen.”

Dus heeft de Selectiecommissie er meer dan ooit op aangedrongen bij de teams dat iedereen de World Cups moet rijden?
De Wit: “Zeker!”

Heb je ook de illusie dat dat zal gebeuren?
Hetzelfde antwoord, dat nóg overtuigender klinkt. De reden is vlug duidelijk. In het Selectiedocument staat intussen een nieuw zinnetje: ‘De SCL kan besluiten rijders het startrecht te ontnemen voor het vervolg van de wereldbekercyclus, indien zij zich afmelden voor een of meer World Cup-wedstrijden’.

De Wit noemt nog een aantal bepalingen op, om te besluiten met de opmerking dat alles erop is gericht om de beste uitgangspunten te creëren.

De SCL kan besluiten rijders het startrecht te ontnemen voor het vervolg van de wereldbekercyclus, indien zij zich afmelden voor een of meer World Cup-wedstrijden

Een sprongetje naar de Winterspelen, hét evenement waar de komende periode de ogen vooral op zijn gericht. “Daar bestaan zorgen over. Ten eerste: het internationale prestatieniveau van de Nederlanders is lager dan in de laatste decennia, met name bij de mannen. Het tweede punt: we hebben als Selectiecommissie geen enkele voorkeur voor een medaille op team- of individueel niveau. Elke plak telt. Het belang van de topteams ten opzichte van dat van TeamNL loopt wel uiteen, en ook de route van kwalificeren en presteren op de Spelen is verschillend. Dit is inmiddels wel goed bespreekbaar met de topteams, maar toch moeten we er nog iets mee!

“Als we de matrix gebruiken zoals dat de voorbije decennia is gebeurd, kom je in dezelfde situaties terecht waarin we Dai Dai N’tab afbelden omdat het team voor de ploegenachtervolging (zie kader) het goed had gedaan. Daar willen we liever vanaf. Misschien moeten we op een andere manier omgaan met dit instrument”, aldus De Wit, die nog een derde kwestie aanstipt. “De fysiologische planning van de tien kilometer (en eventueel de vijf kilometer voor de vrouwen). Patrick Roest (de enige stayer die de jongste jaren succesvol is geweest, red.) moet alle wereldbekers schaatsen in het olympisch seizoen om een quotaplek te bemachtigen. Dan zitten er twee weken tussen de laatste wereldbeker en het OKT, en daarna heeft hij zes weken de tijd om zich te prepareren op de Spelen. Wij hebben twijfels of dat fysiologisch – qua piekmoment – haalbaar is. Goed beschouwd is het piekmoment de OKT, want daar moet hij zich plaatsen voor de Spelen, terwijl de medailles pas in Milaan kunnen worden gewonnen.”

Misschien moeten we op een andere manier omgaan met de matrix
Remy de Wit

Dai Dai N'tab en de gemiste Winterspelen

Dai Dai N'tab eindigde op het OKT eind december 2021 in Heerenveen als tweede op de 500 meter. Die klassering stond niet hoog op de zogenoemde selectievolgorde van de KNSB, omdat de schaatsbond op de kortste afstand relatief weinig kans zag op goud.

Zo moest N'tab na het toernooi vernemen dat de Selectiecommissie Sven Kramer een aanwijsplek had gegeven voor de ploegenachtervolging, een onderdeel waarop volgens allerlei wetenschappelijke berekeningen de medaillekansen groter zouden zijn. N'tab reisde wel mee als reserve naar China, waar de driemansformatie Kramer-Bosker-Roest de plank missloeg en kansloos als vierde eindigde.

Dai Dai N'tab 2021
De vertwijfeling op het gezicht van Dai Dai N'tab, toen hij eind 2021 zag dat de 500 meter op het OKT niet voor hem was. | Foto: Soenar Chamid

Matrix toe aan verandering?

Onlangs schoven Remy de Wit en Freek van der Wart aan bij de bedenkers van de veelbesproken matrix, het selectie-instrument waarmee de KNSB sinds jaar en dag tot de samenstelling komt voor de Olympische Spelen. “We hebben toen gevraagd hoe die mensen naar de huidige situatie kijken en of de matrix nog voldoet. Zeker is dat het loslaten ervan een veel te rigoureuze stap zou zijn.

“Sporters en coaches hebben een duidelijke voorkeur voor een OKT en het vasthouden aan de selectievolgorde (sevo). Die is het meest eerlijk, omdat degene met de grootste kans op medailles als eerste wordt geselecteerd. Een procedure zoals de Amerikanen toepassen – een enkel toernooi dat allesbepalend is voor de afvaardiging, zonder voorkeuren of uitzonderingen – kan bij ons niet. Er zijn negen unieke namen en zestien startplekken, mits TeamNL alle quota haalt. Dat betekent dat we altijd moeten bepalen welke van die zestien plaatsen de grootste kans biedt op goud. Een tweede complicerende factor is dat de teamonderdelen daar ook nog in moeten meedraaien, maar de team pursuit geen individueel onderdeel is. Dan ontstaat dezelfde situatie als voor Beijing, toen de ploegenachtervolging van de mannen alles won. Dat was de reden dat wij Sven Kramer aanwezen, samen met Marcel Bosker. Zoiets is ondenkbaar op basis van alleen een OKT.”

Hoe hiermee om te gaan? Die vraag heeft De Wit aan de coaches van de topteams voorgelegd, en drie onafhankelijke fysiologen. “Ik hoef niemand te vertellen dat in de reacties een grote diversiteit zat. Die antwoorden moeten we nog analyseren.” Van der Wart springt bij. “We zijn in deze kwestie ook afhankelijk van de internationale schaatsbond (ISU). Want wanneer de tien kilometer volgend seizoen in World Cup 4 wordt geprogrammeerd, dan wordt het een ander verhaal dan wanneer die in wereldbeker 2 of 3 wordt opgenomen. Dat horen we pas volgend jaar.”

Dit soort open eindjes zorgt ervoor dat er op een kleine anderhalf jaar van de Milanese Spelen nog lang niet alles kraakhelder is. De Wit en Van der Wart hebben veel zaken aangekaart bij de ploegen, maar een ding is duidelijk. “Het intern olympisch selectiedocument stellen we pas definitief vast na dit seizoen, om de simpele reden dat er nog genoeg vragen niet te beantwoorden zijn. Het gaat om prestatieniveau en planning. De coaches zijn zich ervan bewust, zowel van de topteams als van de talentenploegen. Ik zie dat er wordt meegedacht over de beste routes naar de Spelen. Dat doet iedereen vanuit zijn eigen perspectief en DNA, maar tot nog toe gaat dit supergoed. Al zullen er momenten komen waarop het een stuk spannender wordt, aangezien we als bond keuzes moeten maken.”