RINTJE RITSMA VOND DE VLAG DRAGEN MOOIER DAN NÓG EEN BRONZEN MEDAILLE 

Vier keer de Winterspelen, zes medailles, maar geen goud. Trouwens, evenmin ooit uitgeroepen tot Sportman van het Jaar. Je verwacht het niet bij een man die vier keer de beste langebaanschaatser van de wereld werd, zich zes keer de topallrounder op de ijsbaan in Europees verband mocht noemen, en die haast moet zijn bezweken onder het gewicht van de medailles die hij gedurende zijn carrière kreeg omgehangen. Rintje Ritsma betreurt het niet. “Ik heb wél de vlag gedragen bij de sluitingsceremonie. Dat kunnen er niet veel zeggen. En het was sowieso leuker dan de bronzen plak die ik op mijn vierde en laatste Spelen nog in de wacht sleepte. Want die had goud moeten zijn…”

Het was zijn vierde brons. “Past mooi in het rijtje van de rest”, zegt de 51 jaar oude Fries wat achteloos. De mensen, fans of niet, onthouden het toch niet allemaal. “Hoe vaak er niet wordt geroepen: ‘Oh, da’s Rintje, die heeft alles gewonnen, dus is-ie ook olympisch kampioen'. Dat moet ik dan even rechtzetten. Het stoort me niet hoor. Ik heb er ook geen last van. Misschien ben ik te nuchter geweest om dat echte olympisch gevoel over me te laten komen. Ik schaatste vrijwel altijd goed op de belangrijke momenten, maar merkte nooit dat ik op de Spelen boven mezelf uitsteeg zoals je dat wel ziet bij anderen.”

Foto: Soenar Chamid

“Er waren winters waarin ik vijf kilometers en 1500 meters tijdens de World Cup won; kwamen de olympische wedstrijden, dan was het elke keer net niet. Dat kan te maken hebben met de olympische sprit, of anders te veel druk die ik me oplegde. Het moest gebeuren op zo’n toernooi, zie dan maar vanuit de ontspanning te rijden. Dat was heel lastig, volgens mij een voorname de reden dat dikwijls de grote kanshebbers niet brengen wat erin zit. Ik heb nooit goud verloren op een paar honderdsten.”

Het was bijzonder dat je er in de nadagen van je loopbaan nog een keer uitzicht op kreeg. Was dat voor jou ook onverwacht?
RR: “Ik had in het seizoen 2005-2006 hier en daar een goede dag, maar geen geweldig jaar. Voor de olympische kwalificaties kwam Ab Krook al naar me toe en zei: ‘Als er ruimte is zou ik je graag willen meenemen voor de achtervolgingsploeg’. Er waren ook niet veel andere opties. Ik had aangetoond dat mijn vijf kilometer ondanks mijn 35 jaar nog goed was, de snelheid had ik op momenten en mijn voordeel was dat ik op een groot toernooi zelden teleurstelde.”

“In november had ik aan een wereldbeker meegedaan in Calgary. De uitslag was oké (tweede met Wouter Olde Heuvel en Jochem Uytdehaage, red.). In deze discipline wist ik me makkelijk aan te passen. Mijn slag was eenvoudig voor de andere rijders en ik paste me ook snel aan voor iemand anders. Plus: Krook zocht extra aanvulling, iemand die in de voorronden de vaste krachten (Sven Kramer, Carl Verheijen, Erben Wennemars en Mark Tuitert) zou ontlasten en die goed kon meerijden. In de finale zou ik sowieso niet worden opgesteld.”

Foto: Soenar Chamid

De race dan. Je zei het net: die had goud moeten opleveren. Alleen stapte Sven Kramer op een blokje in de halve finale en moest Oranje op voor brons.
RR: “Ja, dat werd een beladen medaille. Persoonlijk had ik er een raar gevoel bij. Het was toen een nieuw teamonderdeel. De laatste paar Spelen krijgt de discipline meer waarde. Wij trainden er echt niet voor, geen dag. Tegenwoordig ben je gezien als je dat niet doet. Doordat sommige landen er veel tijd insteken, zijn ze Nederland in snel tempo genaderd, met schaatsers die veel en veel minder zijn dan de onze. Hier begrijpt men intussen ook dat er geoefend moet worden om niet voorbij te worden gereden.”

“Afgezien van de prijs werden het voor mij heel ontspannende Spelen. Van een individueel onderdeel krijg je veel meer stress. Een ritje op de achtervolging…., een prachtige afsluiting van mijn internationale loopbaan. Mijn schaatstoernooi was aardig vroeg afgelopen. Ik moest wel blijven.”

Want wist je dat je de vlag zou dragen?
RR: “Nee.”

Hoe hoorde je dat?
RR: “Van de chef de mission. We deden een bakje koffie in het atletendorp. Goh, wie was het ook alweer? Henk Gemser? Ik heb geen idee meer…(het was Eddy Verheijen, red.). Ik vond het speciaal. Met de openingsceremonie had ik nooit zoveel, omdat de focus voor het evenement op de wedstrijden lag. Als sporter wilde je er niet bij zijn, tenminste, ik niet. Want dat betekende lang op je benen staan, het traject erheen in de bus, wachten, wachten, wachten. De sluitingsceremonie was altijd leuk en gezellig. Geen druk, een mooie show, met z’n allen een feestje bouwen.”

Werd je uitvoerig geïnstrueerd als vlaggendrager?
RR: “Nee, ik kreeg alleen een kledingvoorschrift en een heel korte briefing. Niets over het dragen van de vlag of de manier van zwaaien. Nee joh, je liep als land mee in de stroom van atleten op alfabetische volgorde. Er zo aan terugdenkend herinner ik me alleen het volle het stadion. Ook van de Spelen zelf weet ik nog dat de ijsbaan op wandelafstand lag van het atletendorp en dat de sfeer veertien dagen lang geweldig was. Met de vlag mogen rondlopen beschouwde ik echt als een grote eer.”

“Oh ja, Turijn zag er schitterend uit. Ik heb in die dagen veel door de stad gefietst en had me voorgenomen ooit terug te gaan. Onlangs sprak ik echter een chauffeur van Iveco (een Italiaans vrachtwagenmerk, red.) uit Turijn. Hij komt vaak in de stad en adviseerde me van een reis af te zien. ‘Die stad zal er tijdens de Spelen prachtig hebben uitgezien, maar het is nu een grote chaos waar je geen plezier aan zult beleven’, vertelde hij me. Het is dus niets meer. Jammer. Laat ik dan maar de goede herinneringen koesteren, hè.”