Zo ver is het nooit gekomen, want inmiddels kunnen we Jenning de Boo rekenen tot de internationale sprinttop. Als vicewereldkampioen op de kleine vierkamp start de 20-jarige schaatser volgend weekend in Thialf als kanshebber op zijn eerste nationale titel sprint. “Ik heb er veel zin in. Het wordt mijn tweede NK sprint, na meegedaan te hebben in 2022. Die twee edities zijn lastig met elkaar te vergelijken. Toen stond ik er heel anders voor. Ik was shorttracker en deed het langebaanschaatsen erbij.”
Op alle vier afstanden reed De Boo in januari van 2022 een persoonlijk record, maar met tijden boven de 36 seconden op de 500 meter en boven de 1.11 op de 1000 meter kon hij geen potten breken. Niemand kon verwachten dat hij enkele jaren later de beste sprinter van Nederland zou zijn. “Mijn materiaal was destijds veel minder. Ik kwam amper weg op mijn schaatsen. De eerste 500 meter reed ik tegen Mats Siemons, inmiddels mijn ploeggenoot. Hij zei tegen mij dat ik op customs moest gaan rijden. Ik had nog geen op maat gemaakte schoenen, maar ben daarna geswitcht naar het merk Groothuis. Een wereld van verschil. Het eerste zetje in de juiste richting.”
Ondertussen maakte De Boo furore op het WK Junioren Shorttrack door de 500 meter te winnen. De lange Groninger werd de eerste Nederlandse man met een individuele medaille op het mondiale shorttracktoernooi. “Een jaar later kon ik mijn wereldtitel niet verdedigen wegens ziekte. Ik had die winter verder bijna alles gewonnen. Door het missen van het WK kwam ik in een dipje. Ik kreeg minder plezier in het shorttracken, omdat ik door mijn lengte mijn kracht steeds moeilijker kwijt kon op het ijs. Ik was toe aan iets nieuws.”
Voor het WK Junioren op de langebaan was De Boo wel op tijd fit, maar kwam hij individueel niet verder dan een vijfde plaats op de 1000 meter. “Omdat ik daar wel mijn kracht kwijt kon, had mijn motivatie op die discipline een boost gekregen. Maar zonder echt snelle tijden zou ik niet bij een commercieel team terecht kunnen. De kans was reëel dat ik zou stoppen.” Het was zijn shorttrackcoach Dave Versteeg (inmiddels lid van de staf van Team Essent) die aanklopte bij Gerard van Velde en de potentie van De Boo liet zien. De Reggeborgh-ploeg maakte plaats voor de talentvolle sprinter en de rest is geschiedenis.
Maar mocht de interesse van Reggeborgh niet gewekt zijn, dan zou er bij De Boo al een heel ander plan hebben klaargelegen. Na het behalen van zijn vwo-diploma wilde hij geneeskunde studeren. Hij was zelfs ingeloot voor de opleiding. “Het menselijk lichaam heeft mij altijd geïnteresseerd en mijn opa was dokter. Die keuze was snel gemaakt. De RUG (Rijksuniversiteit Groningen, red.) heeft nog steeds een plekje voor mij. Mocht ik dat willen, dan kan ik starten.”
Na het afronden van zijn opleiding zou De Boo zich niet gelijk storten op zijn specialisatie. “Ik wilde wat anders, niet de doorsnee volgorde middelbare school, studeren en werken. Door in dienst te gaan, zou ik dat doorbreken. Het had mij heel gaaf geleken. Ik houd van fysieke uitdaging, anders zou ik ook geen topsporter zijn. Op missie gaan was vast niet allemaal rozengeur en maneschijn geweest, maar het avontuur en het onbekende trokken me. Ik wist niet wat ik zou kunnen verwachten.”
Vervolgens wilde De Boo weer terugkeren naar de schoolbanken voor een specialisatie, waarbij hij dacht aan plastische chirurgie. “Het is lastig daar binnen te komen, maar dat lijkt me het leukst. Dan niet per se het opspuiten van lippen – plastische chirurgie is meer dan neptieten en dikke lippen – maar het opknappen van littekens of brandwonden, zodat mensen zich weer mooi kunnen voelen. Dat is de schoonheid van het vak.”
De blauwdruk lag klaar, maar door de vele successen die de 20-jarige schaatser haalde op het ijs werd hij topsporter in plaats van student. “In principe gaat het niet meer lukken om het leger in te gaan. Tenzij het schaatsen abrupt stopt, maar daar ga ik niet vanuit. De medische droom is er zeker nog. Wanneer en of het zal gebeuren, weet ik niet. Voorlopig staat het schaatsen op één.”
“Af en toe mis ik wel die uitdaging van het studeren”, geeft De Boo toe. “Ik vermaak me prima met vrienden, dat is het probleem niet. Alleen kunnen er momenten komen dat het schaatsen niet genoeg voldoening brengt, dan is het fijn ergens op terug te kunnen vallen. Mats bijvoorbeeld studeert naast het schaatsen. Soms zit hij op trainingskamp nog in de boeken. Heel knap.”
“Toevallig had ik het er laatst met Tim Prins over, om een taal te gaan leren. Het leek ons grappig tegelijkertijd te beginnen. Laagdrempelig en toch word je intellectueel uitgedaagd tijdens het schaatsen. Spaans leek ons gaaf, aan zo’n wereldtaal heb je wat. Verder dan het idee zijn we nog niet gekomen. Voorlopig brengt het schaatsen nog veel voldoening, dat kan ik je verzekeren!”
Voor de winter begon, sprak De Boo uit dat hij geen eendagsvlieg wilde zijn. Bij de eerste wedstrijd, het NK Clubs, voelde hij dan ook extra spanning. “Ik wilde bewijzen dat ik het nog kon. Ik ben heel blij weer lekker in de flow te zitten.” Dat gevoel bracht hem afgelopen weken zijn eerste individuele wereldbekermedailles – liefst vier stuks – en een constant hoog niveau. Op het World Cup Kwalificatietoernooi reed hij twee bijna identieke tijden op de 500 meter: 34,369 en 34,370. Daarmee komt hij steeds dichter in de buurt van het baanrecord van 34,07, in 2020 gereden door de Japanner Tatsuya Shinhama. “Het baanrecord in Thialf is de droom van iedere Nederlander. In de toekomst wil ik dat kunnen, maar volgend weekend verwacht ik geen 34,0 te rijden. Al denk ik wel dat er veel winst te halen valt. Ik sleutel nog steeds heel erg aan mijn techniek. Die is verre van perfect. Dat moet ook wel, als ik Jordan Stolz wil verslaan.”
Wil jij Jenning de Boo en de andere Nederlandse toppers aanmoedigen in Thialf? Bestel dan snel je tickets, want er zijn alleen nog enkele staanplaatsen beschikbaar voor 28 en 29 december!