Wat weer wel een speling van het lot moet zijn geweest, is de ontstaansgeschiedenis van de bijzondere relatie tussen een zakenman uit Heerenveen en Nederlands succesvolste shorttracker. Knegt verwierf vanaf 2014, toen hij in Sochi brons veroverde op de Olympische Winterspelen (1000 meter) landelijke bekendheid. Er kwam belangstelling uit het bedrijfsleven, maar de eigenzinnige atleet had nog geen manager. “Ik deed m’n zaakjes tot die tijd zelf, want er gebeurde niet zoveel. Van Dennis Klaster had ik trouwens nog nooit gehoord”, vertelt Knegt.
Andersom natuurlijk wel. Klaster had aan Jeroen Otter, in die periode de bondscoach van de nationale shorttrackploeg, een prima buurman. Die bevlogen kerel praatte hem de oren van zijn kop, zat boordevol ambitieuze plannen (‘Ik ga deze sport groot maken in Nederland’) en kondigde aan: ‘Ik heb nou een ventje in het team dat dat zal doen. Sjinkie Knegt heet-ie. Als je kunt, moet je eens wat voor die jongen regelen’. Otter zei dat niet zomaar; hij kende een beetje de achtergrond van Klaster, die eerst als expert in de farmaceutische industrie gewend was geweest grote commerciële contracten af te sluiten met ziekenhuizen. Daarna zocht hij zijn heil als zelfstandig ondernemer.
“Na de Spelen in Rusland werd Sjinkie gehuldigd in het stadion van voetbalclub Heerenveen. Ik was in die tijd bestuurslid van de vrouwentak, sprak hem aan en vroeg of hij nog altijd in een oud paars pick-up truckje rondreed. ‘Ja’, antwoordde hij, en gelijk erachteraan: ‘Maar ik zou best een auto willen hebben van een sponsor. Kun jij dat niet voor me organiseren?’” Klaster beloofde ernaar te kijken.
Hij lacht door de telefoon bij de herinnering. “Kreeg ik twee weken later een appje van iemand. Ik had Sjinkies naam niet in mijn telefoon staan. ‘Heb je al een auto voor mij?’ Ik dacht dat ik in de maling werd genomen door iemand, maar bedacht ook dat ik die knul iets had toegezegd. Ik zou er werk van maken, liet ik hem weten. Enige tijd erna had ik het voor elkaar dat Sjinkie een Golf mocht uitzoeken. Hij had tegelijkertijd een sponsoraanvraag ontvangen waarmee hij zich geen raad wist. ‘Kun je me daarbij ook helpen?’, was de volgende vraag. Dat heb ik ook gedaan.”
In de winter van 2015 bezocht Klaster het Europees kampioenschap in Dordrecht. Knegt pakte de allroundtitel. “Ik was op dat moment een goede bekende van Sjinkie die weleens een sponsordeal probeerde te maken, meer niet. Een vriend werd ik pas later. Na dat toernooi liep hij door de catacomben met een hele zwerm journalisten achter zich aan. Ik kwam hem tegen, we gaven elkaar een high five en ik feliciteerde hem met de titel. Plotseling draaide hij zich om naar de pers. ‘Ik weet niet wat jullie van me willen, maar ik moet nu naar de dopingcontrole. Als er wat is, daar (en hij wees mij aan) staat mijn manager. Die regelt het wel', deelde hij mee. Toen was ik dat dus. Prima hoor, in de winter had ik namelijk veel minder te doen door onze ijs-business die seizoensgebonden was.”
Maar hij werd wel voor de leeuwen geworpen. Ruim 9000 kilometer van Heerenveen, in Beijing waar hij dit weekend voor de dertiende keer aan een senioren-WK deelneemt, geniet Knegt van de verhalen die hij hoort. “Haha, Dennis de ijscoman was helemaal geen atletenvertegenwoordiger. Ik dacht alleen dat zulk werk hem zou liggen, want hij had en heeft een makkelijke babbel. Ik vertrouwde hem voor honderd procent. We pasten bij elkaar. Kijk eens voor welke andere schaatsers hij ondertussen de zaken doet, dat is best een aardige groep: Suzanne Schulting, Jenning de Boo, Angel Daleman. Voor mij is hij goed, omdat hij me aanvoelt, weet dat ik niet de gemakkelijkste ben en snapt dat ik zo nu en dan m’n eigen ding wil en moet kunnen doen”, zegt Knegt.
Als dat te gortig wordt, grijpt de manager in. Vorig jaar raakte Knegt zijn rijbewijs kwijt nadat hij ‘tig keer’ te hard door de Friese polder had gereden om op tijd bij de training te zijn. Hij vergat dat tijdig aan Klaster te vertellen, die Sjinkie op zijn beurt in z’n eigen sop liet gaarkoken. ‘Ga jij maar lekker fietsen naar Thialf om te schaatsen, daar word je beter van’, adviseerde hij hem zonder enig gevoel van medelijden.
“Zo nu en dan moet ik hem even wat onder de neus wrijven. Hem duidelijk maken dat bepaalde dingen niet kunnen en andere dingen juist moeten gebeuren. Dat doe ik op een net iets strengere manier dan een vriend, maar niet zo streng als een vader dat zou kunnen zijn voor zijn zoon. Sjinkie heeft vorig jaar een loods gebouwd – wat niet heel soepel ging door problemen. Het verkeerde was dat hij wegbleef van trainingen en niets van zich liet horen. Voor de World Cups werd hij al niet meer geselecteerd. Het leek me niet heel erg, want het was een na-olympisch seizoen. Daarna wilde hij ook nog een huis neerzetten. Dat praatte ik hem uit het hoofd, omdat het nooit te combineren zou zijn met zijn sport. Ook door allerlei aanvragen voor tv-programma’s zette ik een kruis. Zulke dingen kon hij er niet bij hebben.
“Ik had geen slapeloze nachten van zijn gedrag hoor. De gehele situatie had hij namelijk aan zichzelf te wijten. Het deed wel zeer. Ik vond dat Sjinkie met zijn staat van dienst het niet zou verdienen via een achterdeur uit de sport te moeten verdwijnen. Op een bepaald moment hebben we daar een mooi gesprek over gevoerd”, herinnert Klaster zich. “Dennis zei: ‘Hoe gaaf zou het zijn als jij weer met de beste shorttrackers zou kunnen meedoen om de prijzen?’ Met dergelijke woorden weet hij me te motiveren”, weet Knegt. “Ik kan bij tijd en wijle onzeker worden over mijn resultaten of de kans dat ik buiten de selectie van TeamNL val. ‘Joh, daar moet je je niet druk over maken, dat komt wel in orde’. Het lukt hem meestal een positieve draai te geven aan de zaken.”
Hoe Klaster het precies heeft geflikt, kan hij zelf amper navertellen; feit is dat de routinier van Oranje zich als herboren heeft terug geknokt in de vaderlandse top. Aan het niveau van Jens van ’t Wout zal-ie niet meer geraken, maar Knegt snapt inmiddels dat hij dankzij de ervaring van bijna twintig jaar racen iets unieks kan bijdragen: kennisoverdracht en een onverwoestbaar geloof in de discipline die het fundament van shorttrack is, de relay. Zijn tactisch inzicht is ongeëvenaard en daarom haast onmisbaar in een kwartet van rijders dat in feite nog groen is achter de oren.
“Deze jongen kan straks tot een illuster rijtje behoren van atleten die vijf keer aan de Olympische Spelen hebben meegedaan. Wie kan dat nog meer zeggen? Ik denk alleen Ireen Wüst en Sven Kramer. Niet dat dat het belangrijkst is, maar hij kan dat hoge niveau nog aan. Zoals hij het heeft opgepakt, vind ik onwijs knap en goed. Hij heeft heel erg moeten wennen aan Niels Kerstholt die bondscoach werd en totaal anders dan voorganger Otter is gaan trainen. Gelukkig heeft hij er een modus in gevonden. Dan: door te zeggen dat hij zich volledig focust op de aflossing, bewijst Sjinkie oog te hebben voor de realiteit. De meeste jongens in de selectie denken dat ze op de individuele nummers wat hebben te zoeken in Milaan. Dat mag alleen Jens van ’t Wout, en Sjinkie heeft zich er zo ook over uit gelaten. Dat is reëel”, oordeelt Klaster.
“Jongen, hij zou zo graag die laatste kans op goud willen grijpen. Ik geniet van de Sjinkie die zoveel bewuster hij bezig is met het anderhalve jaar dat hem rest van zijn schaatscarrière.” Knegt kan het beamen. Hij is niet trots op dat magere seizoen 2023-’24 waarin hij bijna alles achteloos weggooide. “Ja, ik was wel behoorlijk diep weggezakt, dat moet ik toegeven. Dan hoorde ik Dennis zo’n opmerking maken van ‘Dat is niet handig hè, wat je nu weer hebt gedaan’. Tja, dat klopt, antwoordde ik, het is niet anders. Nu kan ik erom lachen, maar het was niet best. Zoals het momenteel loopt, lijkt het de goede kant op te gaan. Mooi dat Dennis daarbij heeft geholpen.”
De dankbaarheid is wederzijds. “Sjinkie heeft mij deze stiel geleerd, in alles. Hoe het niet moet, hoe het wel moet. Dat klinkt heel gek, want ik heb het van scratch af aan moeten opbouwen. Ik heb een jongen die zichzelf in de fik heeft gestoken (de befaamde kachelbrand waarbij Knegt levensgevaarlijk gewond raakte, red.), voor wie ik dingen voor moest regelen, die wereldkampioen werd uit het niets en heel veel Europese titels won, en die nogal gekke fratsen heeft uitgehaald in zijn leven. Daarom durf ik te concluderen: je kunt je dit vak niet beter leren dan manager te zijn van Sjinkie Knegt.”