Tenzij je Jordan Stolz heet. De Amerikaan daverde vorige winter van goud naar wereldrecord, en legde beslag op nog veel meer prijzen. “Zijn naam is nauwelijks gevallen in onze ploeg”, beweert de routinier en meest gelauwerde man in het groene sterrenensemble dat in elk geval tot 2030 het Hollandse schaatslandschap zal sieren. Nuis, bijna 35, blijft een jonge hond, zeker qua uitspraken. Hart op de tong, maar ook vaak snoeihard schaatsend. Nee, van een Stolz-complex is geen sprake. “We zijn lekker met onszelf bezig, we gaan heel goed, dus Stolz is ook geen eerste horde die we moeten nemen. Eerder elkaar.” Wat hij bedoelt: bij Reggeborgh rijdt zoveel klasse rond dat ze onderling moeten knokken om de startbewijzen voor de grote toernooien.

“We zijn elkaars concurrent en dat is best raar. Gelukkig lijdt de sfeer er niet onder. Ik denk dat iedereen zich nog kan verbeteren. Zelfs ik.” De ogen twinkelen van genot bij die woorden. “We realiseren ons ook heel erg dat we straks weer datzelfde podium willen als dat van het laatste World Cup Kwalificatietoernooi bijvoorbeeld (op de 1500 meter, om iets te noemen, red.).”

Nuis legt de lat onbewust hoog. De vragen zijn echter elk jaar tegen het einde van de maand oktober dezelfde, zodra de eerste races zich aandienen: hoe goed is iedereen? Wat is er veranderd (want vernieuwen is noodzaak om weer beter te worden, menen met name de trainers) dat niveauverhoging zal betekenen? Robin Derks moet echt even bij zichzelf te rade gaan om houtsnijdende antwoorden te produceren. Feit is dat hij niet te veel geheimen van de smid wil prijsgeven. “Het is een hele uitdaging die ons staat te wachten. Er wordt, en daarstraks op het podium tijdens de teampresentie, altijd wat gekscherend gedaan over onze resultaten van afgelopen seizoen. Natuurlijk, die waren geweldig. Alleen is het zo jammer dat je steeds weer opnieuw - van nul - moet beginnen.

Jenning de Boo Wesly Dijs en Kjeld Nuis
De sfeer is direct geweldig aan tafel als het laatste trio schaatsers aan tafel is geschoven: Jenning de Boo, Wesly Dijs en Kjeld Nuis (vlnr). | Foto: Neeke Smit

“Hoe wij dat doen? Door veel met de staf bij elkaar te zitten, data te bestuderen. Het klinkt misschien wat simpel, maar we zoeken het ook in innovaties op allerlei gebieden, zoals voeding, materiaal, in trainingsvormen, maar ook op mentaal vlak. Je kunt verder leren van de literatuur, of andere sporten. Het liefst wil je de klapschaats opnieuw uitvinden. Het aanstaande seizoen is wel de jaargang om nieuwe dingen uit te proberen. Wat meer focussen op de vijf en tien kilometer, waar we in het verleden de 1500 meter serieus meepakten. Dat heeft te maken met de wens om een echt allroundteam te zijn, want allrounden ligt ons nauw aan het hart.

Robin Derks 2024
Robin Derks voert voor zijn gevoel vrijwel dagelijks 'ouderavondgesprekken' met zijn schaatsers. | Foto: Neeke Smit

“In de basis”, zo brengt Derks z’n net gedane relaas terug naar een soort voetnoot, “is bij ons alles redelijk hetzelfde. Je bouwt door aan de hand van de fouten die er vorig jaar zijn gemaakt. Die wil je voorkomen, of op die terreinen wil je verbeteren.” De jongeren (Jenning de Boo, Tim Prins) zullen ongetwijfeld meer aantoonbare slippertjes hebben begaan dan oudgedienden als Nuis en Hein Otterspeer. Derks opnieuw: “Voor die mannen wordt het een beetje meer keuzes maken. Elke wedstrijd is een belangrijke en leuke wedstrijd. Toch zullen ze moeten selecteren om heel te blijven. Gelukkig beschikken we over een uitstekende medische staf die de pijntjes ziet aankomen en kan voorkomen.

"En het is zaak dat wij kritisch blijven. Ik verwijt Patrick Roest weleens dat hij te kritisch is op zichzelf. Nou, de staf kan er net zo goed wat van. Ik vergelijk het soms met werk van mijn vriendin. Zij heeft een heel belangrijke baan: ze is juf op een basisschool. Dan heeft ze het over ouderavondgesprekken die eens in de zoveel tijd op het programma staan. Zo nu en dan heb ik het idee dat wij zulke sessies bijna elke dag met onze rijders en rijdsters hebben. Je moet gewoon dagelijks leveren. Dus goed voorbereid zijn, omdat je wilt dat alles klopt.” Hij glimlacht tot slot. “In de sport is dat alleen lang niet altijd aan de orde.”

De toekomst, dat is wat Jenning de Boo belangrijk vindt

Jenning de Boo Reggeborgh 2024
"Er is nog een Amerikaan van mijn generatie die ik wil verslaan", aldus De Boo. | Foto: Neeke Smit

Wat is geweest, gewonnen en beleefd, telt voor Jenning de Boo niet meer. Hij moet door, want er staat een nieuwe schaatscampagne op punt van beginnen. “Nieuw seizoen, nieuwe ronde, nieuwe kansen, zeg ik dan. In je achterhoofd zit de gedachte dat het druk met zich meebrengt, maar daar probeer ik me niet mee bezig te houden. Zeker is dat ik niet het ene jaar heel goed wil zijn en het jaar erop heel slecht. Liever geen eendagsvlieg. Als je hard schaatst, valt de druk mee. Heb je een mindere training, dan spookt het wel door je hoofd”, erkent de 20-jarige Groninger, die in 2024 onder andere zilver veroverde op het WK Sprint.

Voel je druk vanuit de buitenwereld?

“Ja deze interviews zijn er al een voorbeeld van. Er kijken meer mensen mee, meer mensen verwachten wat van je. Gelukkig heb ik daar nooit heel veel last van gehad, behalve dan van de druk die ik mezelf opleg. Die is niet per se heel veel meer of minder. Het belangrijkst is hoe ik er zelf naar kijk, dat probeer ik mezelf voor te houden. Tijdens de grote wedstrijden keek ik de voorbeschouwingen op televisie niet terug, want ik hoefde niet te weten wat de NOS van mij vond. Ik was liever helemaal gefocust op mezelf en met mijn eigen races bezig.”

Na het WK in inzell kwam het besef dat er een last van zijn schouders donderde. Om zijn successen te vieren, ging De Boo op skivakantie met vrienden, wat hij voorheen niet deed. “Die kleine besefmomentjes heb ik wel. Tijdens mijn eerste World Cup Kwalificatietoernooi (WCKT) verbleef de ploeg zoals gewoonlijk in een hotel. Daar aten we met zijn allen een burger, waarna de oude gasten begonnen te roepen: ‘Speech, speech, speech’. Ik werd op een podium gezet omdat ik het heel goed had gedaan. Dat vond ik heel speciaal. Het echte besefmoment volgde pas later.”

Waar ligt de focus op om nog beter te worden?

“De fysieke of krachttesten en het fietsen gaan beter bij mij. Ik ben nieuwe dingetjes aan het uitproberen op het ijs met Gerard. Materiaal, om wat te noemen: ik schaatste toevallig vandaag met reserveschoenen waarop ik nog nooit heb gereden, met andere ijzers Tegelijkertijd moet je een winnend recept niet veranderen; ik probeer wel nog steeds te sleutelen. Ik was goed afgelopen seizoen, maar ik wil nog beter zijn. Aan zelfvertrouwen dat ik de stijgende lijn kan doortrekken, ontbreekt het niet. Bovendien is er een Amerikaan (Jordan Stolz, red.) die ik wil verslaan.

“Het mooie is dat hij van mijn leeftijd is, want dat wakkert het vuur extra aan, bij mij en bij ploeggenoot Tim Prins ook. Als Jordan van Kjelds leeftijd zou zijn, zou ik anders naar hem kijken. Wat ook niet onbelangrijk is: op een WK voor junioren reed Stolz me er finaal af. Dat voedt de bewijsdrang om te laten zien dat ik beter ben dan hij. Wat hij kan, moet ik ook kunnen. Het liefst nog beter. “

Heb je Kjeld Nuis afgelopen seizoen nodig gehad?

“Hij is een grote sfeerfactor in het team, dat helpt zeker. Ik spreek ook namens Tim. De eerste paar World Cups konden we achter Kjeld aan lopen. Zo leerde ik veel en dat doe ik nog steeds. Tegenwoordig ook meer wanneer we van het ijs zijn, hoe hij dan met dingen omgaat. Mede dankzij hem hebben wij zo hard gereden, al geloof ik ook dat hij zo hard schaatste dankzij mij en Tim. We maken elkaar sterker.”