De recent gestopte shorttrackster Rianne de Vries (32) brak in juli 2017 door een val tijdens een ijstraining haar enkel. Het was zeven maanden voor de Spelen van PyeongChang, die zij rood omcirkeld in haar agenda had staan. “Door een botte schaats gleed ik weg en hapte de punt van mijn ijzer in het ijs. Ik was meteen in paniek. Ergens voelde ik dat het niet goed was. Ik volgde de adviezen van de artsen om meteen te opereren en er een plaatje in te laten zetten, zodat ik zo snel mogelijk weer wat kon doen.”
De Akkrumse kreeg te horen dat ze de Spelen uit haar hoofd kon zetten. “Dit vond ik heel heftig. Ik was het seizoen daarvoor Europees kampioene geworden op de 500 meter. Voor mij was dit het seizoen waarin ik eindelijk zou kunnen oogsten. Mijn olympische droom kon ik niet loslaten.”
Haar positieve mindset deed wonderen. “Mijn moeder werkt in het ziekenhuis op de kraamafdeling, waar ze veel heeft meegemaakt. Zij vertelde me: ‘Wanneer je intens gelooft en erop vertrouwt dat het goedkomt, is het zelfherstellend vermogen van het lichaam zo sterk. Heb vertrouwen in volledig herstel!’ Aan haar woorden heb ik veel gehad. Ik dacht: Als ik er alles voor doe, dan kan ik mezelf nooit iets verwijten. Ik was er heilig van overtuigd dat ik het zou overwinnen.” Daarnaast liet de Friezin zich behandelen door een acupuncturist. “Voor de begeleidingsstaf was dit abracadabra. Het voelde alsof ik de enige was die hierin geloofde. Toch kon het mij niets schelen wat anderen hiervan vonden. Ik had er veel baat bij en dan was ik maar zweverig”, knipoogt ze.
Maandenlang had De Vries alles gegeven om terug te komen. Tegen alle verwachtingen in was het haar gelukt om de Spelen te halen, waar de Nederlandse vrouwen olympisch brons wonnen op de relay. Maar de ultieme beloning bleef uit voor De Vries. “Ik was de enige, op de mannen na, die zonder medaille huiswaarts keerde. Ik heb daar veel moeite mee gehad en ben daarvoor bij een mental coach geweest. Ze zei: ‘Het is weinigen gegeven om na zo’n zware blessure weer op het hoogste niveau terug te kunnen komen. Je kreeg te horen dat je de Spelen niet zou halen en toch is het je gelukt. Ben je daar niet trots op?’”, vertelt De Vries met nog steeds een kleine aarzeling. Alsof ze vergeten is dat ze na de Spelen van 2018 alsnog wereldkampioene werd op de relay, twee Europese titels won op dit onderdeel én van grote waarde is geweest voor het team. Altijd dienend, zonder enig gemor of gezeur.
Het was een uitzonderlijke prestatie dat De Vries in Korea aanwezig was. Desondanks kijkt ze er met een dubbel gevoel op terug. “Weet je wat het is? In topsport tellen alleen medailles, het liefst goud. Zij kregen alle aandacht en stonden op het podium te zwaaien. Ik stond vaak als enige aan de kant, letterlijk en figuurlijk. Dan is het heel moeilijk om trots op jezelf te zijn. Ik heb lange tijd ontkend dat het me veel deed. Ik dacht: hup en weer door, maar dat houd je niet vol. Na die Spelen kwam de klap, zowel fysiek als mentaal. Ik merkte soms dat ik niet aanwezig was en me afvroeg: wat heb ik eigenlijk de afgelopen maanden gedaan? In een soort roes zat ik. Terwijl je normaal gesproken als sporter continu gefocust bent op je doel en jezelf verbeteren.”
In die tijd miste De Vries de nodige steun. “De fysiotherapeut heeft me tijdens de revalidatie enorm geholpen, maar de rest van het team was vooral gericht op presteren. Toen ik wegviel, werd er gelijk een ander bijgehaald om het gat op te vullen. Uiteraard heel logisch, maar tegelijkertijd knetterhard. Je hebt dan juist houvast nodig en een coach die vraagt hoe het met je gaat. Ik weet nog dat ik Jeroen (Otter, toenmalig bondscoach, red.) op den duur zelf maar gebeld heb om te vertellen hoe het met me ging. Het was honderd dagen voor de Spelen. Ik liet hem weten dat hij mij nog niet hoefde af te schrijven, terwijl hem was verteld: ‘De Spelen zijn voor Rianne niet meer mogelijk.’”
“Als het me nu was overkomen, was ik misschien wel meer voor mezelf opgekomen en er zelf achteraan gegaan. Dan had ik eerder aangegeven dat het niet goed met me ging. Onze cultuur was wel een beetje van: ‘Niet zeuren en gewoon doorgaan’. Het heeft veel mooie prestaties opgeleverd, maar op sommigen had dit ook een negatief effect. Je durft niet toe te geven als het even niet gaat; dan voel je je zwak. Het liefst wil je je altijd van je beste kant laten zien, maar dan verstop je je probleem.”
“Je ziet vaak blessures gepaard gaan met een stukje onzekerheid of zwakte, om wat voor reden dan ook. Het zou goed zijn als hier preventief meer mee gedaan wordt”, aldus de Vries, die het gebruik van de OURA-ring hierin als een positieve ontwikkeling ziet, waar TeamNL Shorttrack sinds een tijdje gebruik van maakt.
De OURA-ring draag je om je vinger. Door middel van een infraroodlampje wordt de doorbloeding onder je huid gemonitord. “Deze ring meet je temperatuur, hartslag en HRV (hartslagvariabiliteit). Als topsporter ben je eigenlijk continu moe, maar wanneer weet je wanneer je te moe bent? Deze ring geeft je real-time data, waar je op kunt anticiperen. Ik heb wel eens gehad dat mijn hartslag en temperatuur te hoog waren. Ik deed vervolgens een stapje terug, waardoor de metingen meteen weer beter werden.”
“Als ik terugkijk, was ik in het jaar van de breuk vaak erg verkouden. Ook had ik regelmatig keelpijn, waardoor ik mijn amandelen in het begin van dat seizoen heb laten verwijderen. Daar moest ik van herstellen en toch ging ik telkens maar door. De botte schaats voorafgaande aan mijn val kun je bestempelen als domme pech, maar ik moet zeggen dat ik die middag een sauna had gepland om even te relaxen. Wellicht had ik op het ijs beter kunnen anticiperen als ik minder vermoeid was geweest. Als we destijds beschikking hadden gehad over zo’n ring, was de constante vermoeidheid in het lichaam misschien al wel eerder aan het licht gekomen en had de enkelbreuk wellicht voorkomen kunnen worden.”
“Soms is er gewoon iets meer nodig”, besluit De Vries, waarbij ze doelt op de waardering die ze miste voor alle offers die ze bracht, maar ook oog hebben voor elkaar. “Het mentale aspect wordt gelukkig steeds meer bespreekbaar. Wat er tegenwoordig allemaal meetbaar is, helpt daarbij. Maar ik denk nog steeds dat het ook een stukje interesse is, wat je in elkaar moet hebben. Dat je naast de sporter ook gewoon mens kunt zijn. Je vrij kunt zeggen hoe je je werkelijk voelt, hierop geanticipeerd kan worden en je hierin gewaardeerd wordt. Als we dat kunnen realiseren met elkaar, winnen we nóg meer met sport.”